Afbeelding
CV luitenant-generaal Baron J.J.G. van Voorst tot Voorst
Generaal Jan Joseph Godfried van Voorst tot Voorst [1880-1963] was een graag gezien generaal, enigszins van klassieke snit. Zijn jongere broer H.F.M. van Voorst tot Voorst werd onder de nieuwe OLZ Winkelman chef-staf landmachtstaf. Een andere broer was Kantonnementscommandant van Utrecht.
Jan van Voorst tot Voorst was in 1937 commandant Veldleger geworden in opvolging van luitenant-generaal Jonkheer Ro ll. Zijn voorganger was een generaal die zich bijzonder sterk had bemoeid met de professionalisering en modernisering van het leger en zich in veel van zijn beschouwingen over de toekomstige strijd een visionair had getoond. Generaal Reynders profiteerde van de kennis en kunde van Ro ll en kreeg zowel in zijn periode als OLZ als naoorlogs veel krediet toegeschoven van kennis die hem in feite door zijn twee zeer kundige prominente adviseurs [P.W. Best, luchtverdediging, W. Ro ll, cmdt Veldleger] was ingefluisterd. Generaal van Voorst tot Voorst was een beduidend minder begaafd strateeg, maar wel een man die aanzien had vanwege zijn statuur en afkomst. Dat was onder meer de reden dat hij adjudant in speciale dienst van HM Koningin Wilhelmina was.
J.J.G. van Voorst tot Voorst was een groot voorstander van het voeren van de hoofdverdediging in het centrum van het land, in de Valleistelling (Grebbelinie). Hij bestreedt de wensen van generaal Reynders de hardnekkige verdediging in het oostfront te voeren. Voor de CV was het dan ook een zegen toen OLZ Winkelman aantrad, die zijn mening deelde. Tegelijkertijd was van Voorst tot Voorst (als enige opperofficier) een groot voorstander van de Oranjelinie, de fictieve linie ter hoogte van Tilburg, die door de Franse opperbevelhebber Gamelin in 1940 nog aan de Nederlandse legerleiding was gesuggereerd, omdat die zou aansluiten op de Belgisch-Franse plannen.
Als CV maakte de generaal zich echter minder geloofwaardig door bij beide OLZ'n te pleiten voor dynamiek voor zijn Veldleger. Zo was een van de pijlers onder zijn voorkeur voor de Valleistelling dat zijn Veldleger vanuit die stelling veel beter tegenoffensieven zou kunnen ondernemen dan vanuit het oostfront. Een ambitie die in het geheel niet strookte met de staat en status van het Veldleger, en die hem hoongelach in eigen gelederen opleverde. Tijdens de strijd zou de generaal zich niet onderscheiden en vooral in het oog springen door enkele curieuze interventies in de bevelsketen.
Anderzijds oogste de generaal Jan van Voorst tot Voorst veel respect bij zijn troepen. Hij was n van de weinige opperofficieren, zo niet de enige, die na de capitulatie uitgebreid tijd maakte om gewonden van de strijd in de ziekenhuizen op te zoeken. Zijn vaderlijke houding, die hem tot geliefd chef en generaal maakte, compenseerde veel van zijn strategische tekortkomingen.