Luchtverdediging
De luchtverdediging in het hier behandelde deel van het zuidfront Vesting Holland viel onder de Luchtverdedigingskring Rotterdam – ’s Gravenhage.
Aan de noordoostrand van het dorp Moerdijk, net naast het barakkenkamp langs de dijk, dat circa anderhalve kilometer westelijk van de verkeersbrug lag, was een batterij 7.5 no.1 opgesteld [19 Bt LuA]. Deze batterij bestond organiek uit drie vuurmonden, maar had op 10 mei een defect stuk [het elektrisch systeem van en naar de vuurleiding faalde]. Het bestond dus slechts uit twee vuurmonden die met vuurleiding konden vuren. De organiek tot de bewapening van de batterij behorende twee M.25 [Spandau] mitrailleurs waren niet in gebruik. De batterij was nog niet voorzien van de geschikte affuiten en munitie voor de mitrailleurs! De batterij stond in een open opstelling omdat het een neutraliteitsopstelling was.
Op het zuidelijk landhoofd tussen de twee bruggen [Klaverpolder] stond een peloton luchtdoelmitrailleurs opgesteld [82 PelLuMi] met vier M.25 [Spandau] mitrailleurs. Ten zuidoosten van spoorbrug stond een tweede peloton [83 PelLuMi] vlakbij het het spoor [Oostgorspolder] met eveneens vier mitrailleurs M.25. Beide pelotons waren achter de rivierdijk opgesteld in uitgegraven kuilen.
Op het noordelijk landhoofd, direct west van de verkeersbrug, stond een derde peloton luchtdoelmitrailleurs [84 PelLuMi] opgesteld met een identieke bewapening als de andere twee pelotons. Ook hier was voor wapenopstellingen in kuilen gekozen. De drie mitrailleurpelotons werden vrij wijds als “Luchtverdedigingspunt Willemsdorp” betiteld.
In de Bonaventura Polder [noordoost van Strijen, de Hoekse Waard] – hemelsbreed zo’n 5 kilometer ten noordwesten van de Moerdijkbruggen – stond een batterij luchtdoelgeschut [6 Bt LuA] met drie vuurmonden 7.5 no.1. Deze batterij had hier een tijdelijke opstelling en was niet ingegraven. De opstelling midden in de polder was een neutraliteitsopstelling. De oorlogsbestemming van de batterij is onbekend, maar een sterk vermoeden bestaat dat dit noordelijk van de Nieuwe Maas zou zijn geweest. Zowel de vuurmonden als de vuurleiding stonden dankzij de tijdelijke aard van de opstelling in het open veld. De batterij had de beschikking over twee M.25 zware mitrailleurs tegen laagvliegende aanvallers.
Bij de Zwijndrechtse bruggen stonden twee luchtafweer pelotons, betiteld als “Luchtverdedigingspunt Zwijndrecht”. Ten noordwesten van de spoorbrug, direct noord van het kleine haventje, stond 86 PelLuMi in stelling met vier M.25 mitrailleur. Oost van de Oude Maas, bij de oprit van de verkeersbrug, stond 85 PelLuMi met eveneens vier mitrailleurs.
Er waren twee secties zoeklichten tegen luchtdoelen opgesteld in de Hoekse Waard. De opstellingen waren ten zuiden en ten noorden van Strijen. De sectie [3-XI-Zl.A.tl] ten noorden van Strijen, die rondom Cillaarshoek was opgesteld, met drie lichten diende met 6 Bt LuA samen te werken. De tweede sectie [4-XI-Zl.A.tl], welke ten westen van Strijensas was opgesteld met drie lichten, had ook samenwerking met 6 Bt LuA. Deze zoeklichtopstellingen waren ook uit neutraliteitsoverweging ontstaan.
Op het gehele Eiland van Dordrecht en in de sector van Groep Spui was geen enkele luchtafweeropstelling [m.u.v. twee M.18 mitrailleurs tegen luchtdoelen welke behoorden tot de Kustbatterij XI]. Luchtafweermiddelen ontbraken hier dan ook geheel.
Vastgesteld kan worden dat de luchtverdediging rond dit deel van het zuidfront ver ondermaats was. Opvallend is dat de luchtverdediging rond Moerdijk – het meest belangrijke en strategische punt aan het zuidfront van de Vesting Holland – zo bijzonder zwak was. Als men zich voorts realiseert dat de zoeklicht afdelingen en 6 Bt LuA alleen maar neutraliteitsopstellingen hadden in de Hoekse Waard en [vermoedelijk] een oorlogsopstelling ten noorden van de Nieuwe Maas zouden krijgen, dan is het duidelijk dat men kennelijk luchtververdediging in deze sector [wegende de schaarse middelen] minder noodzakelijk vond. De grondslag voor deze gedachtengang was vermoedelijk te vinden in het feit dat men de Moerdijkbruggen bij nadering van de vijand zou vernietigen. Het is echter opvallend dat zoveel artillerieopstellingen kennelijk niet kwetsbaar werden geacht voor vijandelijke luchtaanvallen. De kans op die luchtaanvallen zouden immers niet noodzakelijkerwijs minder worden door het opblazen van de bruggen, daar de artillerie nog steeds bedreigend zou blijven voor vijandelijke troepen zuid van het Hollands Diep.
Als men inventaris maakt van alle toegewijde luchtdoelbestrijdingsmiddelen in de gehele sector van het zuidfront tussen de oostpunt van het Eiland van Dordrecht en Willemstad, een front van ongeveer 30 kilometer breedte, dan constateert men dat slechts zes [vijf] vuurmonden en twintig zware mitrailleurs deze gehele sector tegen luchtaanvallen moesten verdedigen. Dat is een volkomen verwaarloosbaar geheel. Zeker als men meeneemt dat volgens de plannen zelfs maar drie [twee] vuurmonden [bij Moerdijk] in het zuidfront zouden blijven. Daarnaast is het bovenal opvallend dat de opstelling van die drie permanent gestationeerde vuurmonden ten zuiden van de rivier was gekozen en niet ten noorden waar veel meer kostbare militaire zaken te verdedigen waren.
Als men een oordeel zou willen geven over de luchtverdediging aan de achterdeur van Vesting Holland dan kan men dus niet anders concluderen dan dat deze ver ondermaats was. Geen vijandelijk vliegtuig zou zich hierdoor laten afschrikken.
[Laatst gewijzigd op 5 december, 2007]