Het Britse detachement

Inleiding

Hoewel zeer bescheiden, leverde de Britse landmacht en marine ook een aandeel in de grondstrijd om het zuidfront. Mariniers en landmachtsoldaten zouden rond Hoek van Holland landen en enkele dagen deelgenoot zijn van de felle strijd rond de grote havenstad Rotterdam. Enkele Britse soldaten [11 man] zouden die kortstondige inzet op Nederlands grondgebied in mei 1940 met hun leven betalen.

De samenstelling van het Britse detachement

In wezen waren er drie componenten die de Britse landvertegenwoordiging aan het zuidfront Vesting Holland vormden. De kleinste van die formaties was een detachement Royal Engineers, de middelgrote een verband Royal Marines en de grootste een bataljon Irish Guards dat met een compagnie Welsh Guards was versterkt. Deze drie componenten worden hieronder nader beschouwd.

Kent Fortress Royal Engineers

[604] Het detachement Royal Engineers bestond uit 4 officieren en 40 minderen en stond onder leiding van Captain Goodwin. Het was gevormd uit manschappen van Kent Fortress Royal Engineers [KFRE]. De Navy landoperatie in de Hoek stond onder bevel van Commander [RN] Hill.

[604] De KFRE was een formatie ter sterkte van een flinke compagnie, die ontstaan was uit vooral civiele ingenieurs. De eenheid stond onder bevel van Major Clifford Brazier. Het had diverse taakgebonden eenheden die in Nederland in Vlissingen, Rotterdam en IJmuiden [op doorreis naar Amsterdam] alsmede in België bij Antwerpen zouden landen. Hun enige taak was het vernielen van olievoorraden, olie-installaties en eventueel havenfaciliteiten. Deze operaties – die evident niet ‘bij vol daglicht’ tot ontwikkeling kwamen - werden aangeduid als de ‘XD Operations’ of ‘XD Ops’. De delegatie die in Hoek van Holland op 10 mei aankwam werd als ‘XD Party A’ aangemerkt. Een tweede grotere delegatie ging naar Amsterdam. De overige locaties kregen kleinere teams op bezoek.

[604] Aan boord van de destroyer HMS Whitshead kwam een eenheid van 99 man, waaronder 19 Royal Engineers, onder bevel van Commander [RN] Goodenough. Deze formatie zou naar Amsterdam varen via Ymuiden, waar het zelf vervolgtransport moest regelen [dat zou uiteindelijk per trein gebeuren]. HMS Wild Swam zou naar Hoek van Holland varen, HMS Verity naar Vlissingen en HMS Brilliant via de Schelde naar Antwerpen [demo party van 17 man onder 2nd Lieutenant Wells].

[604] De eenheden hadden kleine hoeveelheden explosieven bij zich alsmede RSAF Boys .55 inch [13,9 mm] anti-tank geweren waarmee men olietanks kapot schoot (om die vervolgens aan te steken). Per demo-team van 10 man waren er twee AT geweren, terwijl de overige manschappen met geweren en revolvers waren uigerust.

Na de uitvoering van de missies in Nederland en België werd de eenheid veelvuldig in Frankrijk ingezet, zowel tijdens de eerste [Fall Gelb] als de tweede fase [Fall Rot] van de strijd aldaar. Na de debacle van de maanden mei en juni 1940, was deze eenheid enige tijd de relatief meest gedecoreerde van het Britse leger.

[604] Tijdens hun operaties zouden de mannen van de KFRE in Nederland geen verliezen lijden. Alle vier de verantwoordelijke officieren kregen een DSO voor hun verrichtingen in Nederland.

Royal Marines

[91] De Royal Marines hadden een vergelijkbare traditie als het Nederlandse Korps Mariniers. Het waren zeesoldaten met een lange traditie en veel vermeldingen in het vaandel. Maar het roemruchtige Britse Korps was na de Eerste Wereldoorlog qua omvang geslonken tot beneden de 10,000 man toen de volgende grote oorlog op de rol stond.

Een deel van de Royal Marines werden in Noorwegen ingezet vanaf april 1940. In Rotterdam werd een formatie van 200 man aangewend om de landing van het bataljon Guards voor te bereiden en daartoe – des benodigd – een goede landingsplaats zeker te stellen alsmede voor de beveiliging van de mineurs van het KFRE. Het werd in de vroege ochtend van 11 mei 1940 richting Rotterdam gestuurd en kwam in de daaropvolgende nacht aan.

Deze delegatie was niet geheel representatief voor de klasse van de Royal Marines. Het Korps was namelijk zodanig zwaar belast met speciale bewakingstaken in het thuisland en enkele inzetten in Noorwegen, dat er geen werkelijk gevechtscompagnies gereed konden worden gemaakt voor de door Admiraal Ramsay bevolen beveiliging van de troepen die in Rotterdam zouden landen. Als zodanig kreeg de gelegenheidscommandant Major B.G.B. Mitchell de opdracht zelf een eenheid samen te stellen die vooral uit ondersteunende Marines bestond. Dat betekende dat Marines noncoms een voornaam deel van het detachement vormden. Daarmee waren zij beslist niet nutteloos, maar ze voldeden niet aan de ‘top standard’ die aan Marines combattanten werden opgelegd.

Het detachement had slechts drie officieren – naast de commandant – die drie platoons aanvoerden. De zwaardere bewapening was minimaal: drie Lewis en vier Brengun mitrailleurs.

De eenheid had strikte instructies zich te concentreren op beveiliging van een landingsplaats voor een na te sturen bataljon landmacht troepen en de nabij beveiliging van de halve compagnie van de KFRE. Ze zouden zich niet laten inzetten voor Nederlandse krijgsdoelen, anders dan wanneer die geheel strookten met hun eigen opdracht.

Harpoon Force

[91] Op 11 mei 1940 werd naar aanleiding van een verzoek te Londen door de luitenant-ter-zee 1e klas de Booy aan de sous-chef van de Britse landmacht [General Dill], een bataljon Guards opgedragen zich gereed te maken voor verscheping naar Nederland. Het bataljon zou assisteren bij de veiligstelling van de Nederlandse regering en Koninklijke Familie in Den Haag.

Inmiddels was het Britse leger volop tot volledige mobilisatie gekomen en werd onder meer een nieuwe formatie gevuld onder de naam 20th Guards Brigade [C., Brigadier W.A.F.L. Fox-Pitt]. Daarvan maakte 2nd Battalion Irish Guards en 2nd Battalion Welsh Guards ook onderdeel uit. Het Irish Guards bataljon bestond echter slechts uit zo’n 400 man.

Het 2nd Irish Guards – onder de Lieutenant-Colonel J.C. Haydon – werd uitverkoren de missie naar Nederland te ondernemen, hoewel het doel hem pas een dag later zou worden gemeld. Als versterking van het zwakke bataljon kreeg de overste een grote compagnie Welsh Guards als versterking mee, zodat zijn bataljon uit vier compagnies plus een aanzienlijke stafcompagnie bestond. 

De samenstelling van het bataljon op 13 mei zag er als volgt uit:

Commandant: Lt-Col J.C. Haydon
Plv cmdt: Major V.J. Vigor
Adjudant: Captain H.S. Philpotts

Stafcompagnie [174 man] Irish Guards:
Commandant: Major T.G. Lindsay
Mortar cmdt: 2nd Lt P.D. Lindsay

No.1 Company [201 man] Welsh Guards:
Commandant: Captain C.H.R. Heber-Percy

No.2 Company [91 man] Irish Guards:
Commandant: Captain J.W.R. Madden

No.3 Company [90 man] Irish Guards:
Commandant: Captain C.K. Finlay

No.4 Company [95 man] Irish Guards:
Commandant: Captain I.D. Murphy

Reinforcement team [32 man]:
Commandant: Captain C.R. McCausland

In totaal was de sterkte van de eenheid 651 man. De zwaarste wapens die men meenam waren vier 8 cm [3 inch] mortieren met 300 granaten. Voor het overige bestond de bewapening – naast de persoonlijke wapens – uit een aantal Brenguns en Lewis lichte mitrailleurs, beiden 7,7 mm. Voertuigen werden niet meegenomen met uitzondering van twee radiowagens.

Deze formatie – die onder de enigszins eufemistische naam ‘Harpoon Force’ schuil ging – had als taak om de veiligheid van de Nederlandse regering, de Koninklijke Familie en Britse diplomaten en onderdanen in Den Haag te (helpen) beschermen. Op de exacte opdracht en de interpretatie daarvan wordt te zijner tijd ingegaan als de gebeurtenissen rond dit bataljon worden besproken op 13 en 14 mei 1940.

Samenvatting

De drie componenten brachten dus een landaanwezigheid van het Britse leger in Nederland – aan het zuidfront – van 917 man.

Zware wapens voerden deze eenheden niet met zich mee en ook geen pantserwagens. Er worden in burgerverslagen nog al eens vermeldingen gemaakt naar Britse pantserwagens, vrachtwagens en zelfs afweergeschut. Daar was geen sprake van. Op een viertal mortieren na, vormden de zwaarste bewapening de Brengun en Lewis lichte machinegeweren.