Fall Gelb: Noord-Brabant
Inleiding
In de Proloog werd in het vorige hoofdstuk het Duitse aanvalsplan voor Nederland op hoofdlijnen behandeld. Het hoofdstuk hierna het aanvalsplan Fall Gelb als geheel. Daarbij dus zowel aandacht voor specifiek de aanval op Nederland alsmede de gehele operatie tegen Nederland, Belgi en Luxemburg. Frankrijk en Engeland werden daarbij uiteraard betrokken middels hun militaire aanwezigheid in Belgi , waarbij het Franse grondgebied in wezen pas vanaf op zijn vroegst de derde oorlogsdag zou worden betreden (omgeving Sedan).
Voor een beter begrip van de gebeurtenissen in het zuiden van Nederland is het overzichtelijk om een enigszins gedetailleerder overzicht te geven van de plannen zoals die voor Heeresgruppe B bestonden, specifiek die plannen die zagen op de operaties ten zuiden van de Waal. Dat zal in onderstaande beschrijving worden weergegeven.
Planontwikkeling
Zoals vermoedelijk bekend uit de bespreking elders in de Proloog (of vanuit andere bronnen), kwam het Duitse aanvalsplan tegen Nederland niet zomaar tot stand. De uiteindelijk op 10 mei 1940 in uitvoering komende invasieplannen hadden vele stadia van verandering doorlopen.
Het vierde plan voor operatie Fall Gelb, zoals dit door Franz Halder was uitgewerkt, vormde vanaf 24 februari 1940 de basis voor operationele uitwerking voor de aangewezen eenheden. Maar ook na 24 februari veranderde er nog het een en ander, zij het niet zo zeer qua strategie, maar wel qua tactische en operationele uitvoering.
Het vierde plan bood de later zo geroemde misleiding en de pantserstoot in de Ardennen regio. Het zwaartepunt van de aanval tegen het grondgebied van de Lage Landen en Luxemburg was in het vierde aanvalsplan verschoven naar de centrale Legergroep A, die middels een misleiding van de verbonden landen haar zwaartepunt uiteindelijk zou krijgen met de gepantserde stoot door de Ardennen, met als voornaamste bedoeling een groot verbonden leger in Belgi af te snijden van verbinding met Frankrijk. Legergroep B, de noordelijke strijdmacht, moest als afleiding een frontale, haast klassieke, aanval uitvoeren op Nederland en het noorden van Belgi . Legergroep B kreeg daarmee een ??lokkende ?? en een ??vasthoudende ?? taak. Desondanks was er voldoende ambitie voor deze strijdmacht overgebleven. Legergroep C had slechts een afwachtende opdracht. Het werd uitgerust met een aanzienlijk deel van de zwakste eenheden van het Duitse leger en diende zich geheel passief te houden en een eventueel Frans tegenoffensief vanuit de Maginotlinie te pareren.
Voor Legergroep B betekende het in eerste instantie dat met 29 divisies (w.o. drie tankdivisies en drie gemotoriseerde divisies) een overmacht van tweemaal die sterkte zou kunnen worden ontmoet. Want naast de gehele Nederlandse krijgsmacht, waren dat 22 Belgische en nog talloze Britse en Franse divisies.
Voor wat betreft het Nederlandse theater was in hoofdzaak het 18e Leger aangewezen als executeur. Het kreeg de opdracht om Nederland snel op de knie n te dwingen. Daarbij was het voornamelijk van belang ten zuiden van de grote rivieren een zo snel mogelijk succes af te dwingen. Dat diende twee voorname doelen. Het eerste was de verijdeling van het samengaan van Nederlandse veldleger eenheden met Belgische en Entente eenheden in Noord-Brabant en het tweede was het verslaan van de verbonden landen ten aanzien van het bezetten van de Scheldesector, wat voor het gebruik van Antwerpen essentieel was. Verbonden met de race naar de Zeeuwse regio was de spoedig gewenste aansluiting van grondstrijdkrachten met de lichte troepen, die bij Moerdijk zouden zijn geland. Nadat die primaire doelen bereikt zouden zijn, was het zaak dat de rest van Nederland vrijwel gelijktijdig, of zo snel mogelijk nadien, ook zou worden veroverd. Dan zouden de eenheden van het 18e Leger grotendeels vrijkomen voor operaties in Belgi en de noordflank (rechterflank) van de operatie in Belgi gezekerd zijn.
De plannen op Legerniveau uitgewerkt
In het navolgende wordt de operatie boven de Waal niet besproken. Zij doet verder niet terzake voor het bespreken van de gebeurtenissen in Noord-Brabant.
De hoofdopdracht aan Heeresgruppe B, meer in het bijzonder de 18.Armee, werd voor wat betreft de operaties ten zuiden van de Waal door de staf van de Heeresgruppe met de beide AOK ??s [AOK.6 en AOK.18] uitgewerkt. Dat werd niet alleen gedaan om operationeel de eenheden juist te verdelen en van opdrachten te voorzien, maar eveneens om middels krijgsspellen (realistische simulaties) de optimale uitwerking van de strategische opdracht aan de Heeresgruppe te bewerkstelligen.
Het 18e Leger zou de hoofdaanval op Nederland geheel alleen ?? zij het ondersteund door het 7e Fliegerkorps ?? voor haar rekening nemen. Het 6e Leger opereerde op haar linkervleugel en zou zodoende een beperkt deel van Noord-Brabant veroveren en de gehele Limburgse appendix.
De operatie in Noord-Brabant zou ?? voor wat betreft het 18e Leger ?? door het 26e Legerkorps worden uitgevoerd. Zij kreeg daartoe (uiteindelijk) de beschikking over drie infanteriedivisies [254.ID, 256.ID, SS-VT) in eerste lijn alsmede een tankdivisie [9.PD]. Vanuit de Heeresgruppe reserve werden bovendien twee extra infanteriedivisies [208.ID en 225.ID] beschikbaar gesteld voor de operationele fase na het bereiken van de sector Breda. Bovendien kreeg het 18e Leger een extra legerkorpsstaf [39e Legerkorps], zodat eenmaal aangekomen in de sector Breda de bevelvoering blijvend effectief kon worden gevoerd. De aanleiding daarvoor was dat bij Breda de formaties van het 26e Legerkorps zich zouden splitsen, indien de Moerdijkbruggen succesvol in Duitse handen waren gekomen. Dan zou zich een aantal eenheden afsplitsen richting Vesting-Holland, richting Antwerpen en tenslotte een taakgericht verband de bezetting van Walcheren moeten bewerkstelligen. De vijf infanteriedivisies en de tankdivisie zouden dus vanaf Breda onder twee legerkorpsen worden verdeeld. Daarbij zou de operatie in Vesting Holland onder de 39e Legerkorpsstaf worden gevoerd en de overige twee acties onder het 26e Legerkorps blijven.
Het 6e Leger was voor Nederland nauwelijks van betekenis, maar zou in de eerste fase van de invasie nog wel voor een voornaam deel [9e Legerkorps] op Nederlands grondgebied opereren. Met name 30.ID en 56.ID hadden taken om de Peel-Raamstelling te doorbreken, waarna zij met een flauwe curve zich richting Belgisch grondgebied zouden begeven. Daarbij zouden de rechtervleugel van het 6e Leger en de linkervleugel van het 18e Leger met elkaar moeten co rdineren dat onderling verband werd gehouden. De hoofdmacht van het 6e Leger, zeker de gemotoriseerde eenheden, zou Zuid-Limburg doorsnijden om zich meester te maken van de Belgische Maas- en Albertkanaal overgangen en zodoende het centrale front vormen tegenover de Belgische hoofdweerstand.
Krijgsspellen polijsten de plannen
Er vonden tussen 24 februari 1940 en 10 mei 1940 nog allerhande mutaties plaats. Zowel in de samenstelling van de 18e Armee als in de toe te passen operationele handelingen. De oorzaak hiervoor was met name dat krijgsspellen uitwezen dat de in eerste instantie toegewezen legersterkte voor 26.AK onvoldoende zou zijn. Voordien waren kort na de lancering van het vierde aanvalsplan (dat t.o.v. het Nederlandse theater niet veel van het derde verschilde) al twee infanterie eenheden toegevoegd aan 26.AK, de 256e en de SS Leibstandarte [voorwaardelijk toegezegd]. Maar de krijgsspellen toonden de sterkte in Noord-Brabant te zwak als de Entente in staat zou zijn meerdere divisies snel naar het noorden te transporteren. Na enig aandringen wist de commandant van Heeresgruppe B Generaloberst Von Bock toezeggingen te krijgen voor nog twee infanteriedivisies uit de Heeresreserve, de 208e (korte tijd was dit 223.ID) en 225e. Het werd tenslotte ook toegezegd uit de legerreserve een legerkorpsstaf te krijgen voor een gemotoriseerd legerkorps [39.LK]. Tenslotte vond nog een mutatie plaats, die niet de sterkte vergrootte, maar juist verzwakte. In de laatste week van februari 1940 werd besloten de 8e Panzerdivision ?? tot dat moment voorzien voor 26.AK ?? naar het zuiden te halen en de zwakkere 9e Panzerdivision daarvoor in te delen. De 9e was pas sinds januari 1940 in oprichting en de zwakste Duitse tankdivisie. Hoewel Von Bock nog steeds vond dat hij gezien zijn opdracht een ondermaatse strijdmacht had aan te voeren ?? vooral met het oog op sterke Franse en Britse verbanden die verwacht werden in het noorden ?? gaf hij zijn lobby voor meer troepen op. Hij moest het ermee doen. Het werd tijd op basis van de uitkomst van krijgsspellen de operationele plannen uit te werken.
Die uitwerking was tweeledig. Er werd een operatie gepland voor een casus belli op eigen initiatief en een operatie op basis van een als casus belli geachte handeling door de Entente, waarbij met name werd gerekend met een voortijdige Franse bezetting van Belgi of een Britse landing van eenheden in Nederland. Het laatste ??uitgelokte ?? scenario stond te boek als het ??Sofortfall ??, ofwel een onmiddellijk offensieve Duitse reactie. Dit laatste wordt hier niet verder besproken. De geplande operatie volgens de draaiboeken van Fall Gelb wel.
Er werden vele krijgsspellen gespeeld. Spellen waarbij de gehele (of een gedeelte van de) invasie werd gesimuleerd en waarbij men hoopte meer inzicht te krijgen in de operationele uitdagingen. Opvallend is hoe men naoorlogs in de literatuur de uitkomsten van die Duitse krijgsspellen (voor Heeresgruppe B) geroemd heeft. Dat terwijl de onderweg vastgestelde analyses in feite helemaal niet zo accuraat bleken. Dat was de einduitkomst wel, wat eerder toeval dan berekening was, maar desondanks voor menig historicus aanleiding de krijgspellen van Duitse zijde te roemen. Het kwam erop neer dat de Duitsers tijdens de krijgsspellen op hoofdpunten beduidend (van de uiteindelijke werkelijkheid) afwijkende constateringen deden, maar die afwijkingen werden in werkelijke operatie wonderwel gecompenseerd.
Zo concludeerde de Duitsers eind april 1940 nog dat binnen de sector van het 18e Leger het gebruik van slechts twee bruikbare bruggen [over Maas en IJssel, bij Gennep en Westervoort] voldoende was om de operationele doelstellingen te halen, die stelden dat de Peel-Raamstelling op de eerste dag werd doorbroken en de Grebbelinie zou worden bereikt. Dat laatste was geen mirakel gezien de zwakke staat en status van de ijle IJssellinie, maar het eerste was schromelijk overdreven. Want het Duitse krijgsspel ging uit van een volledige bezetting van de Peel-Raamstelling (met het Nederlandse 3e Legerkorps ter plaatse) en niet de feitelijke situatie van slechts de ijl bezette kanaalstelling zonder verdragende artillerie, zoals het in de praktijk inmiddels geworden was. Maar opvallender was nog dat men verwachte op de derde dag reeds met drie divisies bij Breda te geraken en daar vier tot zes Entente divisies met tankondersteuning te treffen. Bovendien dacht men dat dit drie tot vier Britse divisies zouden zijn en slechts n of twee Franse.
De analyses volgend uit het grote krijgsspel van april 1940 toonden in elk geval aan dat men van het Nederlandse leger dacht niets te hoeven duchten. Het krijgsspel was gebaseerd op de feitelijke uitgangspunten van mei 1940 waarbij de 254e en 256e ID de voorste aanvalslijn zouden vormen. In de praktijk bleken die twee divisies al de grootste moeite te hebben logistiek over de Maas te geraken en kon 256.ID ternauwernood in de avond van 10 mei bij Mill door de kanaallinie komen, die in plaats van ter plaatse door twee regimenten door twee bataljons zonder verdragende artillerie bezet was. Normaliter ?? en als uitgangspunt van het krijgsspel ?? had hen daarna dus nog de frontlijn en stoplijn defensie van de Peel-Raamstelling gewacht. Die waren echter op 10 mei onbezet, zoals bekend.
Zoals gezegd: opvallend was vooral dat men vier Britse divisies verwachtte bij Breda. Men was kennelijk totaal niet op de hoogte van het feit dat het BEF weliswaar drie sterk gemotoriseerde eenheden had, maar dat het overige deel toch vooral op de voeten was aangewezen voor de verplaatsing. De gemotoriseerde eenheden van het BEF bleken uiteindelijk in staat de helft van de afstand naar Breda in drie dagen te kunnen afleggen [naar het hart van de Dyle defensie]. Daarbij, men dacht voorts dat in Zeeland en Antwerpen ook relatief eenvoudig Britse eenheden zouden kunnen worden afgezet tijdens de eerste dagen. Dat waren stuk voor stuk analyses die geen enkele werkelijkheid in zich hadden als het aankomt op de mogelijkheden van het Britse leger. Dat zij ook niet strookten met de plannen van de Entente is daarbij van minder grote waarde. Daarentegen hadden de Duitsers het Franse leger onderschat. Dat slaagde er immers wel in om drie divisies en enkele brigades op de derde oorlogsdag in de bewuste sector te krijgen. Maar zij waren niet verwacht, in die sterkte.
Nu blijven krijgsspellen, krijgsspellen. Het moeilijkste aan een krijgsspel is zich verplaatsen in de tegenstander. Iedere goede schaker beseft dit. De ratio van de ene speler hoeft die van de andere niet te zijn. Als men opgevoed is in een bepaalde strategie, een bepaald stramien binnen een bepaald denkproces, dan is het lastig zich te verplaatsen in de kaders van de opponent, wiens denkprocessen men slechts hoopt te kunnen benaderen. Ten aanzien van de spellen die voor 26.AK werden ontwikkeld, had men weliswaar de denkfout gemaakt om de Britse tegenstand te overschatten en de Franse te onderschatten, maar per saldo was het verwachtingspatroon (van de tegenstand in de sector Breda-Antwerpen) dus eerder te negatief dan te positief geweest. Want niet zes maar slechts drie divisies kwamen in de betreffende sector aan. Daarnaast erkende de Duitsers wel een mogelijke gemechaniseerde bedreiging van de linkerflank, die inderdaad in de vorm van de Franse 1.DLM en 25.DIM zou ontstaan. Als die eenheden werkelijk de zeer kwetsbare flank van 26.AK hadden aangevallen, dan hadden er nog onverwachte tegenvallers voor de Duitsers kunnen optreden. Tot het geluk van de Duitsers gebeurde het niet, hoewel het in de ochtend van 12 mei nog in de Franse planning had gestaan!
De Duitsers onderschatten daarentegen de weerstand die men ?? gegeven de oude strategie van het Nederlandse leger ?? in de Peel-Raamstelling zou ervaren, maar die ??fout ?? werd ondervangen door de aangepaste Nederlandse strategie. Uiteindelijk was men dus ten aanzien van de ingeschatte dagelijkse progressie accuraat gebleken, want men rekende op de derde dag op contact met de troepen bij Moerdijk. Hoewel de Duitse hoofdmacht niet zoals gehoopt op de derde dag drie divisies bij Breda operationeel ontplooid had ?? en het krijgsspel daar wel vanuit ging ?? was de simulatie qua eindresultaat dus redelijk accuraat gebleken. Maar daarbij was teveel toeval aan de orde om ?? althans volgens auteur dezes ?? het grote Duitse krijgsspel van eind april 1940 te roemen, zoals zoveel historici menen te moeten doen.
E n markante fout in de simulatie werd in werkelijkheid overigens ook een werkelijke uitdaging. Dat betrof de overschatting van de logistieke effici ntie. Die problematiek werd echter (ook) niet afgestraft in de realiteit. Maar het was wel opvallend dat het leger dat zo afhankelijk was van een geoliede logistieke machine, juist op dat grotendeels calculeerbare vlak de mist in ging. En niet alleen in Nederland. Logistiek gezien was operatie Fall Gelb beslist geen succes geworden. Het Duitse dispositief vertoonde op diverse fronten gevaarlijke lacunes. Het ontbrak de Entente echter aan operationele durf en strategisch gogme om ervan te profiteren. Dat was deels de verdienste van de Duitse durf, maar net zo goed een passiviteit zijdens Entente, die helemaal niet voorzien was in Duitsland. In tegendeel, het gevaarlijk opgerekte dispositief in het plan Manstein was juist een risico waar veel Duitse opperofficieren voor gevreesd hadden. Uiteindelijk vreesde zelfs Hitler een afstraffing in de flanken en zou hij de spitsoperatie onderweg in Frankrijk zelfs een keer stilleggen. De einduitslag voorkwam echter dat sceptici in de Duitse legertop hun gelijk durfden te halen ten aanzien van de bij vlagen rampzalige logistieke kant van de operatie Fall Gelb. Later in de oorlog zou het de Duitsers echter lelijk opbreken dat men van Fall Gelb onvoldoende lering had getrokken ten aanzien van de noodzaak van een effici nte logistiek.
Een kleine stap terug naar het operatiegebied van het 26e Legerkorps. De denkfout eind april 1940 dat n intacte brug over de Maas de gehele operatie in eerste fase zou kunnen redden, was opvallend. Daar was dan ook kritiek op en dat was er voordien ook al geweest. Terecht, zo zou ook wel blijken tijdens de werkelijke veldtocht. Er werd daarom zwaar ingezet op pontonbruggen in de voorste echelons, om zo de logistiek te ontlasten. Bovendien werd een zijtoneel ontwikkeld, waarbij een prominent opgezette nevenoperatie tegen het Maas-Waalkanaal zou worden ondernomen om te trachten middels de relatief vele bruggen over dat kanaal een tweede bestaande route te openen om achter de Peel-Raamstelling te kunnen geraken. Daarvoor zou snel succes aan het kanaal verzekerd moeten worden en vervolgens een overval op de bruggen bij Grave en Ravenstein ?? beiden over de Bergsche Maas ?? moeten worden ondernomen om die intact in handen te krijgen. Dat zou een grote ontlasting betekenen van de sector Gennep [van Mook tot Afferden], waar anders twee gemotoriseerde divisies en een infanteriedivisie kort op elkaar volgend over zouden moeten verplaatsen. Dat zou niet alleen bij die bruggen (Gennepse spoorbrug en drie pontonbruggen) een grote opstopping geven, maar eveneens op de wegen ernaar toe en er vanaf. Bovendien had men maar twee middelzware pontonbruggen ter beschikking, die bij Mook en naast de Gennepse spoorbrug zouden komen liggen. Een derde brug [Afferden] was van de lichtere klasse en niet geschikt voor zwaar materieel. Dat betekende dus maar twee routes voor het zware vervoer. Want evident kon men de pontonbrug en spoorbrug bij Gennep tot n route rekenen en die bij Mook tot de tweede. Maar beide routes hadden als nadeel dat ze deels dezelfde toevoer, en deels dezelfde afvoerwegen kenden. Zeker voor de afvoerroutes gold dat deze kwetsbaar zouden zijn voor artillerievuur en luchtaanvallen, met name omdat ze een paar kilometer ten westen van de Peel-Raamstelling samen kwamen.
Er werd dus al voor het krijgsspel in april 1940 een nevenplan ontwikkeld om ook te trachten via het land van Maas en Waal een route te openen. Maar zelfs bij de positief ingestelde Duitsers werd dat scenario als uiterst onzeker ingeschat. Daarom bleef de insteek van het grote krijgsspel eind april 1940 om de operatie te simuleren op basis van n voorhanden brug, de spoorbrug bij Gennep. In dat krijgsspel was het dus essentieel die brug intact in handen te krijgen. Dat gelukte, waarbij de heimelijke overval onderdeel van het krijgsspel was.
Bijzonder is dat de Gennepse actie naoorlogs door veel historici uitgelegd is als essentieel voor het slagen van de Duitse operatie op die eerste oorlogsdag. Daarom werd de kwestie van die geslaagde Duitse overval ook zo opvallend onder de loep genomen door de Parlementaire Enquete Commissie. Die had over het algemeen weinig op met details, laat staan met het horen van onderofficieren of minderen, maar Gennep werd als symbool gezien voor falend Nederlands krijgsbeleid. En dat was het ook. Zij het dat het in feite voor de Duitse operatie veel minder van belang was dan de overdreven focus van onderzoeken suggereerde. Want het gegeven dat de spoorbrug uiteindelijk slechts voor n regiment overschrijdbaar bleek en voor zwaarder materieel niet te overschrijden was [de pioniers met de houten vlonders, die de brug voor zwaar vervoer overschrijdbaar hadden moeten maken, waren sterk achterop geraakt en pas op 11 mei gereed], maakte de brug behalve voor de beide treinen in de ochtend van 10 mei, slechts zeer beperkt bruikbaar. Het waren tenslotte de pontonbruggen bij Mook en Gennep, later die bij Afferden, die de logistieke overbruggingen werden voor de beide gemotoriseerde divisies. De spoorbrug speelde hierin nauwelijks een rol. Operationeel was de brug dus beduidend minder belangrijk geworden, dan tijdens het krijgsspel als uitgangspunt was genomen. Want ondanks het slechts marginaal bruikbaar zijn van de Gennepse spoorbrug, slaagde de Duitsers er tenslotte in op de tweede oorlogsdag middels pontonbruggen en veren zoveel eenheden over te zetten, dat ze aan het eind van de tweede oorlogsdag alweer bijna op schema lagen.
Het aanvalsplan voor 26.AK
Het aanvalsplan voor 26.AK hield in dat 254.ID het rechter en 256.ID het linker vak zouden aanvoeren. Zij hadden tot taak de Maaslinie en de Peel-Raamstelling te nemen op de eerste oorlogsdag. Voor 254.ID gold dat zij ?? versterkt met een zwaar machinegeweer bataljon en de gehele SS verkenningsafdeling (met ruim een eskadron pantserwagens) ?? met n regiment de Maas-Waalkanaalstelling zouden nemen en de route naar Grave en Ravenstein vrijmaken.
254.ID zou zich dus min of meer op een gescheiden front bewegen. Een deel van de divisie boven de Maas en een deel eronder. De inname van de bruggen over het Maas-Waalkanaal was vooral voornaam bij Neerbosch. Daar bevond zich een spoorbrug die een troepentrein zou moeten laten passeren die dan even later de brug over de Bergsche Maas zou kunnen overschrijden en zo achter de Peel-Raamstelling een bataljon troepen kon uitladen. Een snelle eenheid van de SS zou direct na succesvolle inname van n (of meer) intacte bruggen over het kanaal direct doorstoten naar de Bergsche Maas om daar te trachten een verkeersbrug intact te veroveren. Men wedde dus op twee paarden: een spoorbrug en een verkeersbrug over de Bergsche Maas. Essentieel was het dus om de bruggen over het Maas-Waalkanaal intact te veroveren, waarvoor commando ??s werden ingezet die zich verkleed hadden en voor de werkelijke invasie al moesten zien de bruggen te bereiken. Een aldus geopende noordelijke route zou de logistiek van 26.AK enorm verbeteren, maar bovendien de Peel-Raamstelling ten oosten van Den Bosch direct onder druk zetten. Het andere deel van 254.ID zou onder de Maas opereren (na deze in de sector Mook te hebben overschreden) en de sector tot en met Bruggen (vlak boven Mill) van de Peel-Raamstelling aanvallen en doorbreken. Daarna zou de divisie een noordelijke route westwaarts aanhouden.
256.ID beet het spits af in het linker vak. Het had tot taak de Maas snel over te steken in de sector ten weerszijde van Gennep (tot aan Boxmeer in het zuiden) en vervolgens de Peel-Raamstelling aan te vallen met zwaartepunt Mill. Daar diende het de eerste dag doorheen te geraken en de opmars door te zetten tot aan de Zuid-Willemsvaart. De divisie kreeg een overvalcommando toebedeeld voor de spoorbrug te Gennep, dat ervoor moest zorgen dat de troepentrein en pantsertrein de Maas konden over steken en de Peel-Raamstelling bij Mill konden doorsnijden om daar een bataljon infanterie achter uit te laden.
Nadat de doorbraak door de Peel-Raamstelling een feit was zouden uit het achterland de SS Verf gungsdivision en de 9e Panzerdivision worden aangetrokken. Die beide eenheden zouden door het dispositief van de beide spitsdivisies trekken en de voorhoede gaan vormen, voor een gemechaniseerde doorstoot naar Tilburg en Breda. Voor de SS divisie gold dat deze de meest noordelijke route zou aanhouden terwijl de tankdivisie over twee min of meer parallelle routes westwaarts zou trekken. De zuidelijke colonne zou daarbij rekening moeten houden met Franse tegenmaatregelen in de flank, hoewel 30.ID en 56.ID van 9.AK [6e Leger] moesten zorgen voor afdoende flankbeveiliging. Het was zaak voor de 9e Panzerdivision snelle verbanden voorwaarts te sturen om zo spoedig mogelijk contact te leggen met de lichte troepen bij Moerdijk. Als alle vier divisies inclusief de aanmerkelijke hoeveelheid legerkorpstroepen zich over de Maas hadden verplaatst zouden 208.ID en 225.ID in hun rug volgen. De SS Leibstandarte zou van 10.AK worden aangetrokken als de situatie aan het centrale front dit toeliet en als de Peel-Raamstelling beslissend doorbroken was.
Aangekomen in de sector Breda, zou op basis van de operationele status beslist worden hoe en met welke onderdelen men zou doorstoten naar Vesting-Holland, Antwerpen en Walcheren. Als de strijd tegen Nederland op dat punt nog niet zou zijn beslist ?? wat niet werd uitgesloten ?? dan zou in principe het 39e Legerkorps worden geactiveerd en met de 9e Panzerdivision, de SS Leibstandarte en des benodigd een infanteriedivisie de Vesting Holland binnentrekken. De overige eenheden zouden front vormen richting Antwerpen en vooreerst de Scheldemond en Walcheren zeker stellen.