De Lichte Divisie - 2e fase
De operationele plannen van de Lichte Divisie
[1, 106] Het opmarsbevel voor het verplaatsen van de Hoofdgroep naar het Eiland van Dordrecht en de grove opzet van de operatie die aan de Hoofdgroep werd opgedragen, is in de voorgaande hoofdstukken al uitvoerig besproken. Om de inleiding naar de gevechten op 12 mei helemaal duidelijk te maken volgt dan tenslotte de tactische uitwerking van de plannen door C-Hoofdgroep (q.q. C-Afz.Staf).
[1, 106] C.-Afz.Staf, overste Van Diepenbruggen, liet zich niet al te veel gelegen liggen aan het verzamelen van veldinlichtingen, zoals al werd vastgesteld. Zijn uitgangspunt was dat het noorden van Dordrecht in eigen handen was en dat zijn bataljon III-2.RW zich te Dubbeldam bevond. Van de vijand was bekend dat deze de bruggen bezet hield, vermoedelijk rond het Zeehavencomplex lag, dat het zuiden van Dordrecht vermoedelijk deels door de vijand was bezet en dat overigens het westen van het Eiland van Dordrecht enige Duitse steunpunten kende. Welke dit waren, was onduidelijk, met uitzondering van het bruggenhoofd bij Willemsdorp. Het was 1315 uur, 11 mei, toen het volgende plan was ontwikkeld en werd uitgegeven aan C-2.RW [luitenant-kolonel Mijsberg] en C-II.KRA.
[1, 106] Er was besloten om 2.RW de hoofdaanval te laten uitvoeren, en II-1.RW in reserve te houden. Daarom werd C-2.RW opgedragen om eerst de stad Dordrecht en vervolgens het noorden en hart van het Eiland van Dordrecht te zuiveren. Die operatie werd opgedeeld in drie fases, elk door een doellijn vertegenwoordigd. De eerste doellijn en tevens uitgangspunt (a) was de spoorlijn Zwijndrecht ?? Sliedrecht, de tweede (b) de weg Wieldrecht ?? Kop van ??t Land (Zuidendijk) en de derde (c) de lijn tussen de zuidrand van de Oude en Nieuwe Beerpolder ?? Louisapolderse dijk ?? Noorderdiep.
[1, 106] Het werd aan C-2.RW meegegeven dat het oprukken naar de eerstvolgende doellijn zou geschieden nadat C-Afz.St. daartoe uitdrukkelijk bevel zou hebben gegeven. De overste wilde namelijk in gesloten formatie, drie bataljons naast elkaar, deze manoeuvres uitvoeren. Zijn uitgangspunt was dat pas nadat alle drie bataljons dezelfde doellijn hadden bereikt, gezamenlijk naar de volgende zou worden opgetrokken. II-1.RW zou, met rechtstreekse steun van II-KRA, in de laatste fase naar voren worden geschoven, door de positie van het linker bataljon van 2.RW heentrekken (!) en vervolgens naar het zuiden uitbreken en Willemsdorp hernemen.
[1, 106] In de ochtend van 12 mei werd te Park Merwesteijn [CP C-I-2.RW] door C-Afz.St. een nadere stafvergadering georganiseerd met de commandanten van II-1.RW, I- en III-2.RW en II-KRA, alsmede enige officieren van de restanten van III-14.RA en 3-I-28.RI. Ter plaatse vond een aanpassing van het plan plaats, mede ingegeven door het verlaat zijn van II-2.RW. Zodoende nam II-1.RW die plaats in en zou II-2.RW de reserverol krijgen. Hierdoor werd de rechtergroep (westelijke groep) gevormd door II-1.RW, de middelste door III-2.RW (met personeel III-14.RA, twee secties 2-I-28.RI en een sectie MC-I-28.RI) en de linker groep (oostelijke groep) door I-2.RW (met 3-I-28.RI, sectie MC-I-28.RI en sectie 28 Cie Mr). C-2.RW verdween als bevelhebber over de operatie. C-Afz.St. zou zelf de co rdinatie behouden.
[1, 106] Aan de hand van inmiddels w l verzamelde veldinlichtingen, was intussen meer helderheid verkregen over de Duitse posities in en om Dordrecht. Dat betekende dat C-Afz.St. aan II-1.RW opdracht gaf om vanaf doellijn (a), de gehele westelijke strook tussen Zeehaven en de spoorlijn naar Willemsdorp schoon te vegen tot aan doellijn (b) ter hoogte van Wieldrecht, waar contact gemaakt zou worden met de troepen van Groep Kil die inmiddels ?? zo was duidelijk geworden uit inlichtingen ?? Wieldrecht zouden hebben bezet. II-KRA zou deze actie ondersteunen door het Duitse bruggenhoofd bij het viaduct naar de verkeersbrug af te sluiten middels intensief vuur, zodat van daaruit geen versterkingen konden worden ingezet. Dat vuur zou echter gestaakt worden - en II-KRA verplaatst - zodra het rechterbataljon doellijn (a) zou hebben overschreden.
Het kwam erop neer dat vanuit de oost-west lopende spoorlijn in Dordrecht, drie bataljons naast elkaar zich eerst zuidwaarts zouden bewegen en vervolgens de middelste en linker gevechtsgroep om zouden scharnieren naar een west bij zuidwestelijke vector. Het meest linker bataljon zou tenslotte, met het reserve bataljon en II-KRA in de rug, langs de Zeedijk oprukken richting Tweede Tol, waarna het reservebataljon zou verbreden richting Willemsdorp om dat als laatste vijandelijk bolwerk te hernemen.
Het was een plan dat onomwonden aantoonde dat Nederlandse hoofdofficieren in hun praktische bestaan als beroepsofficier nooit met grote verbanden te velde hadden gemanoeuvreerd, zich van de uitdagingen van het leiden van grotere verbanden te velde (te) weinig bewust waren en zich de eigenaardigheden van de moderne oorlogsvoering nauwelijks eigen hadden kunnen maken. De door C-Afz.St. ontworpen operatie was echter zelfs voor een middels kaartoefeningen opgeleide officier van bedenkelijk niveau. De gekozen tactiek zat vol intrinsieke fouten, de grote logistieke uitdagingen van het terrein werden grotendeels over het hoofd gezien, de manoeuvres waren veel te ambitieus en het meest opmerkelijke was dat de tegenstander zwaar werd onderschat. Daarnaast had het plan een ingebouwde show-stopper doordat de overste Van Diepenbrugge had verordonneerd dat pas wanneer alle gevechtsgroepen doellijn (b) hadden bereikt, naar de volgende doellijn zou worden opgetrokken.
Vergelijkt men dan de ambities voor de drie gevechtsgroepen, dan valt direct op dat de zwakste van de drie, de rechtergroep, verreweg de zwaarste opdracht had. Zij moest zich dwars door de (grotendeels gekende) Duitse linies heenslaan, het Duitse bruggenhoofd nabij de bruggen bovendien met ontblootte rechterflank passeren, en vervolgens (zonder dat navolgende troepen beschikbaar waren om het door het oprukkende bataljon veroverde gebied te bezetten) doorstoten naar Wieldrecht, waarbij zij zich dus constant in de rug kwetsbaar zou weten. Dat juist deze gevechtsgroep de zwakste van de drie was, ondanks de moeilijkste opdracht in de eerste fase van de operatie, is onbegrijpelijk. Het had toch in de reden gelegen juist het surplus van de Groep Kil formaties aan te sluiten bij dit bataljon om die formaties de flanken en rug van het oprukkende bataljon te laten dekken en vervolgens het veroverde c.q. vrijgevochten gebied te bezetten? Daarnaast kan men zich a priori de vraag stellen waarom het rechterbataljon zo ??n aanvalsrichting kreeg opgedragen. Waarom werd er niet voor gekozen juist (oostelijk) om Krispijn heen te gaan en het Duitse bruggenhoofd bij uitstek te mijden? Er was dan veel sneller kans om de doellijn (b) te bereiken en men had dan niet een grote vrees hoeven hebben voor de uitwerking van Duitse wapens in de flank en rug. Het zou dan wederom in de reden hebben gelegen de LD vreemde verbanden (van Groep Kil) op de flanken langs Krispijn ter afgrendeling in te zetten. Deze aantekeningen doen te meer opgeld, ook contemporain, omdat juist omtrent de Duitse aanwezigheid west van Krispijn en bij de bruggen geen onzekerheid bestond: die was bekend! De enige maatregel die ter remedie echter was genomen was een, een half uur durend, in lagen afgegeven afsluitingsvuur op de oostzijde van het Duitse bruggenhoofd v rdat de actie zou worden ingezet.
De middelste groep had een tamelijk eenvoudige taak, zonder al teveel haken en ogen; voor de linker aanvalsgroep lag het venijn vooral in de opgelegde ambitie nadat de doellijn (b) zou zijn gepasseerd. Het feit dat achter I-2.RW ook nog eens II-2.RW met II-KRA zou moeten optrekken, toont de totale indolentie bij de staf van overste Van Diepenbrugge ten aanzien van de ontbrekende manoeuvreruimte in het desbetreffende gebied. Het plan was logistiek zo ontworpen, dat tussen doellijn (b) en (c) het dispositief omklapte richting westen. Dat betekende dat de centrale aanvalsformatie zich langs de Zuidendijk westwaarts zou moeten verplaatsen en de twee bataljons en afdeling artillerie van de linker formatie zich over en langs de smalle Zeedijk zouden moeten ontwikkelen. Daarbij diende dan nota bene ook nog eens operationeel ruimte te worden gemaakt voor het doormarcherende reservebataljon en II-KRA, dat gezamenlijk vanuit Tweede Tol richting Willemsdorp moest ontwikkelen! Hoe zich dit alles goed en juist zou moeten ontwikkelen, overwegende dat de Duitsers niet in kleermakerszit de boel zaten af te wachten, was kennelijk zeer lichtvaardig gewogen door C-Afz.St. Wreekte zich hier de totale onbekendheid met het gebied?
Een operatie zoals hier ondernomen, diende natuurlijk te worden gesteund door artillerievuur. De Hoofdgroep had terzake echter slechts acht vuurmonden 7-veld van II-KRA ter beschikking. Die werden in eerste instantie ingezet om de rechtergroep te ondersteunen. Nadien zou de Afdeling echter naar de uiterste linkerflank verplaatsen, waarbij zij in marsopstelling gehandhaafd zou blijven. Nadere vuursteun kon ze dus niet geven, terwijl dit juist zo gewenst zou zijn. Een goede afstemming met Groep Kil, die met haar artillerie uitstekend een groot deel van het aanvalsgebied kon bestrijken, was er niet. Groep Kil zou slechts onderdrukkend vuur geven op de gekende Duitse posities bij Tweede Tol en Willemsdorp. Dynamische vuursteun zou zodoende zo goed als ontbreken.
De tactische instructie dat alle formaties zich gelijktijdig, en op exclusief directief van C-Afz.St., voorwaarts moesten begeven, herbergde natuurlijk de uitdaging van aanwezige snelle en goede verbindingen. Die waren er niet. Zelfs de best uitgeruste divisie van het Nederlandse veldleger beschikte niet over UKG toestellen binnen haar dynamische infanteristische eenheden. Dat betekende dat de vaste verbindingen vanuit het veld met de C-Afz.St. uitstekend dienden te zijn. Te meer daar deze zijn CP nabij het Sportpark inrichtte en dus op grote afstand van zijn verbanden in het veld vertoefde. Dat dergelijke verbindingen er tijdens verplaatsing van de eenheden natuurlijk niet zouden zijn, behoeft nauwelijks nader betoog. Het lijkt in dat licht een onverstandige beslissing te zijn geweest om zo rigide vast te houden aan de fasering zoals de overste die oplegde. Dat hij daartoe toch overging was een duidelijk voorbeeld van de statische bevelvoering in het leger van die dagen.
Uiteraard waren er ook andere kwetsbaarheden, die echter inherent waren aan de staat van het toenmalige leger en dus geenszins verwijtbaar waren aan het hoger kader van de LD. De grote kwetsbaarheid van de eenheden te velde, zeker in het volkomen open en vlakke polderlandschap dat het Eiland van Dordrecht rijk was, en waar de troepen zich vooral over de smalle dijken dienden te verplaatsen, vormde een groot risico. Er was weliswaar het fortuin dat de Duitsers nauwelijks over geschut beschikten, maar de kwetsbaarheid voor luchtaanvallen was evident. Met name het opmarsgebied voor de linker aanvalsformatie was buitengewoon onvriendelijk voor manoeuvres met grote gemotoriseerde verbanden. Door het volledig ontbreken van luchtafweer bij de LD, had men helemaal niets om zich effectief mee te verdedigen bij vijandelijke luchtaanvallen. Zware mitrailleurs hielden geen aanvalsvliegtuigen tegen. Tegen die achtergrond troepen t.w.v. 2.000 man verplaatsen over zulk terrein was een groot risico.
Een opvallende kritische kanttekening, welke het stafwerk inzake het aanvalsplan liet horen, was gericht tegen de deconcentratie van de Hoofdgroep bij het ontworpen aanvalsplan [1: blz. 100]. Kapitein Calmeijer, auteur van het stafwerkdeel Zuidfront, gaf dit als kritische noot aan door te stellen dat het onverstandig leek de drie bataljons over een 9 km breed front te fragmenteren. Het is echter grotendeels onterechte kritiek, die eerder aantoont dat deze, voor Nederlandse begrippen goed opgeleide, officier kennelijk zelf het operatiegebied ook niet zo goed kende. Het gebied leende zich immers niet voor grote concentraties en al helemaal niet in de kwetsbare hoedanigheid van het Nederlandse veldleger, dat gespeend was van iedere vorm van luchtafweer. Men was immers, als men al zo ??n ambitieuze manoeuvre ambieerde die door C-VH was opgedragen, gebonden aan de ruimte en infrastructuur die de operationele sector bood. Dit waren slechts enkele dijken en voorts door vele sloten doorsneden polders, waar gemotoriseerd verkeer onmogelijk was. Het is vanuit die werkelijkheid dan ook niet goed te begrijpen ?? en simpelweg onterecht ?? dat deconcentratie van eenheden de ontwerpers van het aanvalsplan voor de voeten werd geworpen. In tegendeel zelfs, de gekozen concentratie van de linkerformatie, waar twee bataljons en een afdeling artillerie voorwaarts moesten gaan langs een enkelvoudige dijk, was juist operationeel al onverstandig geweest, zoals eerder betoogd. Calmeijer had zich veel verstandig kritisch geuit als hij de omvang van de manoeuvre had bekritiseerd. Die was (n.m.m. auteur dezes) veel te fors, veel te log en naar toenmalige maatstaven niet te coordineren.
Hoe het ook zij, het meer dan ambitieuze plan van de Lichte Divisie leek meer op een onderhoudende oefening in vredestijd dan een oorlogsmanoeuvre. De grondgedachte om met een regimentssterkte het Eiland van Dordrecht 'even' schoon te vegen van vijand, was op zijn minst na ef. Buitengewoon bezwaarlijk zou blijken, dat de tegenstander een vergelijkbare beslissing wilde forceren. Terwijl C-VH de opdracht had verleend aan C-LD om het Eiland van Dordrecht schoon te vegen en diens C-Afz.St. een plan had ontworpen om in hoofdzaak vanuit het oosten van Dordrecht rechtsom draaiend een ??clean sweap ?? operatie te ontwikkelen over het door de vijand bezette Eiland, ontwikkelde tegenstrever Generalleutnant Kurt Student een gespiegelde actie die eveneens vanuit het oosten juist de Nederlanders aan Dordrecht moest binden om ze er vervolgens op te rollen. Men zou bijna denken dat de nog steeds langs de Dordste brug lopende (en werkende) telefoonlijnen door de Duitsers waren afgetapt en ze precies wisten wat de Nederlanders gingen doen ?
Een alternatief
Het is altijd eenvoudig om kritisch te zijn, zeker naderhand. Auteur dezes heeft ernstige kritiek op het ontworpen plan, zoals hierboven al wordt weergegeven. Welk alternatief was naar toenmalige maatstaven in de ogen van auteur dan wel aanvaardbaar en/of verstandig geweest?
De aard van het te doorsnijden terrein, de beheersbaarheid van eenheden 'in opmars', de te verwachten tegenstand en het tactische doel dienen naar mening van auteur dezes in verhouding te staan met de kwaliteit en potentie van de aangevoerde troepen. Welnu, op 11 mei had de Lichte Divisie nog stellig gemeend een nauwelijks verdedigde Noord niet te kunnen oversteken nadat enkele dodelijke slachtoffers waren ge ncasseerd. Op zeer lichtvaardige gronden had de commandant aangegeven dat zijn eenheid de Noord niet zou kunnen oversteken en ook niet met succesvol een bruggenhoofd zou kunnen slaan aan de westelijke oever. Eerder bekritiseerde auteur dezes al dat generaal Van Andel deze voorstelling van zaken had aanvaard en vervolgens een veel zwaardere operatie als alternatief in opdracht gaf. Via Dordrecht en het Eiland, oversteken bij de Kil, doormarcheren naar de Oude Maas en bij Barendrecht de brug nemen om vervolgens op Waalhaven aan te vallen. Voorwaar een manoeuvre van omvang, wat een oversteek van de Noord bijkans een peulenschil deed lijken. Vervolgens bleken gevechten in Dordrecht, die gevoerd werden door enige bataljons, geen enkele keer het gewenste resultaat op te leveren. In tegendeel. Eenheden van de LD leden gevoelige verliezen of keerden niet eens terug (huzaren motorrijders). Met die ervaringen op zak zou men zeggen dat er geen enkele reden was om te verwachten dat een manoeuvre met de omvang van een regiment in onbekend, open en door de vijand beheerst terrein wel zou slagen. Al helemaal geen manoeuvre in een groot gebied, die was ontworpen vanuit zuiver centrale aansturing.
Als men het gebied zelf zou verkennen - men neme tegenwoordig de Zeedijk als referentiepunt omdat daar nog een min of meer vergelijkbare topografie is te vinden - dan ziet zelfs de leek dat manoeuvres met versterkte bataljons (ca. 700 man in geval van de LD) eigenlijk nauwelijks mogelijk zijn. De sector leent zich slechts voor manoevres op compagniesterkte. Zoals de Duitsers ook opereerden in de sector. Daarbij was het plan om met een regiment 'even' onderlangs Dordrecht 'orde op zaken te stellen' bizar en onwerkelijk. Het zelfvertrouwen was volkomen misplaatst, op niets gebaseerd. De LD kon zich slechts de strategie permitteren van het vermijden van 's vijands hoofdmacht en het uit de flank uitbreken richting de achilleshiel van de Duitsers. Die lag rond het kruispunt bij Tweede Tol. Dat was immers een natuurlijk scharnierpunt. Dat kruispunt beheersende sloot men het gehele Eiland af. Daar kon niets of niemand omheen. Zelf hield men de opties dan open zuidwaarts richting Willemsdorp op te treden, noordwaarts richting Amstelwijk/Wieldrecht of westwaarts richting Hoekse Waard.
De Duitsers hadden bovendien - dat wisten de Hollanders niet - het gewogen risico genomen de zuidoostelijke sector vrijwel onverdedigd te laten. Dat was weliswaar wel bekend voor het zuidoosten van de stad Dordrecht (voordat de Gruppe De Boer daar aankwam uiteraard), maar niet voor het zuidoosten van het Eiland. Dat was na de overgave van de groep Marijs niet meer door Nederlanders bezet gebied. Een dode hoek in de 'intel'. De gehele Zeedijk was vrijwel ontbloot van Duitse troepen op een groepspiket na bij het kruispunt Zeedijk / Tongplaat en een delegatie bij de hoeve aan de voet van de Zeedijk nabij de rijksweg. Klein bier voor een met verve optredende Nederlandse afdeling.
De uiterst beperkte ruimte in de sector bood maximaal capaciteit aan een bataljon, dat dan bovendien in marscolonne diende op te treden. Dat is de slechtst denkbare aanvalsformatie, maar men had, gezien het polderlandschap met zijn hoge dijken, geen andere keuze. Dus diende men een drietal tirailleurcompagnie n, n of twee MC's, twee secties PAG, twee secties mortieren en een batterij 7-veld van de KRA te formeren tot een gevechtsgroep. De batterij KRA zou uiteraard achter de formatie worden opgesteld voor directe vuursteun (zichtvuur). De mortieren en PAG zouden sprongsgewijs moeten optrekken met de voorste compagnie, zodat telkens n sectie PAG en n sectie mortieren in stelling stond voor onmiddellijke vuursteun, terwijl de andere optrok. Tirailleurs zouden zich analoog bewegen. Sectie voor sectie, zodat telkens een sectie de voorste dekt. Zo houdt men een voortdurende (vuur)dekking bij een constante voorwaartse beweging.
Zou men zodanig de Tweede Tol bereiken en - conform plan - innemen, dan kon men dit dubbele kruispunt (zowel de oude als de nieuwe rijksweg alsmede de Zeedijk) eenvoudig zekeren. Men had daartoe de mensen en de middelen. Vervolgens kon dan een tweede bataljon worden aangetrokken uit de sector Dubbeldam. Dit plan had bovendien als grote voordeel dat de gevechtsleider hoogstwaarschijnlijk de bataljonscommandant zou zijn, die continue direct zijn besluiten ter plaatse kon nemen en geen interactie hoefde te zoeken noch te wachten op het oplijnen van aanleunende eenheden.
Het dient echter gezegd dat dit vrije, onaangeleunde opereren met een bataljon niet aansloot bij de gangbare Hollandse tactiek van die dagen. Majoor Ravelli met zijn II-28.RI had de dag voordien al aangetoond hoe slecht een Nederlands bataljon in (aanvals)manoeuvres was geoefend. Daar waar de Duitse tactiek al lange tijd uitging van geconcentreerde dieptewerking en penetratie van zowel niemandsland (diepteverkenning) als vijandelijk gebied (penetratietactiek), daar hing de Nederlandse tactiek nog vol op het aangeleund op- en terugtrekken. Het samenstellen van een stootformatie, een versterkt bataljon als breker, was nog geen tactisch instrument in de portfolio van de gemiddelde Nederlandse bevelhebber.
De werkelijkheid zou de Nederlandse ambitie natuurlijk snel inhalen. In de ochtend van 12 mei 1940 was een ambitie om het kruispunt bij Tweede Tol in te nemen een werkelijk haalbaar doel. Eind van de middag van 12 mei was daar echter reeds een formatie verkenners van 9.PD gearriveerd en iedere Nederlandse ambitie om nog winstgevend te interveni ren op het Eiland verkeken. Dat wist men hogerop niet. In Den Haag had men alle waarschuwingen rond optrekkende Duitse eenheden richting Moerdijk afgewimpeld als Duitse propaganda - terwijl men ieder Frans gerucht geloofde - en bij de LD waren ze hoogstens van mening dat er Franse hulp over de Moerdijk zou komen. De wijd openstaande deur bij Moerdijk was daarom nergens een prioriteit, zodat de LD in bleef zetten op het merkwaardige plan om het Eiland 'even' schoon te vegen en vervolgens via de Hoekse Waarde en Barendrecht het bovenlichtje bij Waalhaven te sluiten.
De plannen aan Duitse kant
Met de hiervoor besproken operationele plannen van de Lichte Divisie in gedachte, is het zinvol om te kijken hoe de opponent ervoor stond en hoe die zijn plannen voor het Dordtse theater voor 12 mei had ingericht.
[475, 500] Generalleutnant Student had in de middag van 11 mei de aanvoer van geheel I./IR.72 naar Waalhaven bevolen. De 1e en de 6e Kompanie van dit regiment waren al geland. Als eerste zou een Staffel Ju-52 worden ingevlogen met aan boord 2./IR.72, nadien in fases de rest. Waalhaven lag voortdurend onder Nederlands artillerievuur, zodat slechts een geleidelijke landing verantwoord werd geacht. Zo geschiedde. Rond 1400 uur Nederlandse tijd landde de 2e Kompanie, in de vroege avond de rest van het bataljon; de bataljonsstaf, de volledige 3e en 4e Kompanie. Dit geheel vormde een welkome aanvulling op de overigens zeer heterogene reserve van Student, die in feite bestond uit snippers van allerlei eenheden. Na aankomst werd de eenheid gedeeltelijk ingezet voor beveiliging van Waalhaven (2./IR.72) en gedeeltelijk naar de omgeving van Barendrecht gedirigeerd, waar ze samen met de parachutisten van II./FJR.2 een stelling innam en het stadje naar alle kanten ter verdediging inrichtte.
[475] In de ochtend van 12 mei ?? helaas is onbekend hoe laat maar het vermoeden is dat het om de tweede helft van de ochtend ging ?? werd Major Walter Kr ger, commandant van I./IR.72, naar Rijsoord geroepen. Daar kreeg hij van Student te horen dat zijn eenheid de kern zou gaan vormenvan de Kampfgruppe De Boer. Het bevel dat de bataljonscommandant kreeg uitgereikt van de generaal luidde als volgt:
Zum Handstreich auf Dordrecht wird unter F hrung Kommandeur AR.22 ?? Oberstleutnant De Boer ?? die Kampfgruppe ??De Boer ?? gebildet. Aufgabe der Kampfgruppe ist es, Dordrecht unbedingt in die Hand zu bekommen, um dadurch zu verhindern, dass es der 1.holl.lei.Brigade, der Elitetruppe Hollands, gelingt ?? die sich Dordrechts bem chtigt hat ?? die wichtige Reichsautobahnbr cke bei Dordrecht zu nehmen.
Zoals eerder gezegd, is het onduidelijk hoe laat deze bevelsuitgifte plaats vond. Er zijn echter twee aanwijzingen die duiden op een moment later in de ochtend van 12 mei. De eerste is het gegeven dat in het bevel wordt gesproken van het door de Lichte Divisie bezette Dordrecht. Dat is informatie die pas in de ochtend van 12 mei tot Rijsoord gekomen kan zijn, omdat de Lichte Divisie zich toen pas massaal in en om Dordrecht manifesteerde. Het zullen met name de acties van de huzaren motorrijders zijn geweest alsmede gevechtscontacten langs het spoor, die aanleiding gaven aan de parachutisten aldaar om het signaal naar Rijsoord te geven dat er verse krachten waren gearriveerd. De tweede indicatie is de late verplaatsing der Duitse eenheden. Het meegegeven schema gaf aan dat het eerste deel van de gevechtsgroep om 1300 Nederlandse tijd vanuit Zwijndrecht diende te vertrekken en vervolgens aan de ??zuidrand van Dordrecht ?? zou worden afgezet (door een colonne gevorderde voertuigen). De gevechtsgroep, bestaande uit in totaal ca. 560 man, zou in drie transporten worden overgebracht naar de weg bij de Dordtse begraafplaats, waarmee men vermoedelijk de Nieuwe Weg bedoelde. Er is nog een aanwijzing die het logisch maakt dat in de ochtend van 12 mei het bevel voor de vorming van de Gruppe de Boer werd gevormd. In de ochtend van 12 mei, rond 09.30 uur, werd een bericht afgeworpen bij de commandopost van II./FJR.1 bij Moerdijk, waarin werd gemeld dat de aansluiting van de grondtroepen bij Moerdijk aanstaande was. Het bericht werd spoedig via de commandoketen aan Student's staf in Rijsoord gemeld. Het moment bij uitstek om mobiele Nederlandse troepen te binden.
Aan deze bevelsuitgifte zou echter al een plan van 11 mei te zijn voorafgegaan, zoals G tzel [500: blz 132/133] dat althans omschrijft. Op 11 mei was in de middag door de, van informatie omtrent de stand van zaken rond ??Fall S d ?? verstoken, Generalleutnant Kesselring, per Hs-126 een ordonnansofficier (Oberleutnant Triebel) naar Waalhaven gestuurd. Deze kwam in de middag op de commandopost van Student aan, net ?? zoals G tzel het beschrijft ?? ??als General Student an dem Plan zur Bereinigung der Lage bei Dordrecht arbeitete ??. G tzel gaat even later dieper in op de kwestie Dordrecht. Het is zinvol om zijn citaat aan te houden en dit vrijwel integraal over te nemen [500: blz 133]:
General Student war sich dar ber klar, dass die Lage bei Dordrecht nur durch einen Angriff bereinigt werden k nnte. ( ? ) Um diese grosse Stadt durch Angriff zu nehmen, w rden die verf gbare Kr fte bei weitem nicht ausreichen. Die Angriffsziele mussten deshalb eng begrenzt werden. Es gen gte, wenn der S dteil der Stadt und das im Westen liegende Hafenviertel vom Feind ges ubert und in Besitz genommen werden konnten. Dann war die Bedrohung beider Br cken ausgeschaltet, die hohen Baulichkeiten, von denen her die Br cken und ihre Umgebung eingesehen und beschossen werden konnten, w rden sich dann in eigener Hand befinden. ( ? ) Die Erfolgsaussicht w rde f r den beabsichtigen Angriff umso gr sser sein, wenn er aus einer Richtung gef hrt werden w rde, aus der der Gegner ihn nicht vermuten konnte. Deshalb war der S dostrand der Stadt ?? in der N he des Friedhofs ?? der g nstigste Raum, von dem aus der Angriff nach fl chtiger Bereitstellung w rde vorgetragen werden k nnen. Von da aus m sste nach einem kurzen kr ftigen Stoss nach Norden in die Stadt hinein und ber die Eisenbahn hinweg der Angriff nach Westen abgedreht und mit der rechten Schulter an die Gracht und links an die Bahn angelehnt in Richtung auf den Hafen weitergef hrt werden. Der Weg von der Autobahnbr cke bis zu dem Bereitstellungsraum musste vor Beginn des Angriffs durch I.Batallion des Fallschirmj gerregiments 1 gegen Dubbeldam gesichert und notfalls freigek mpft werden .
[Vertaling: Student was ervan doordrongen dat het gevechtsterrein bij Dordrecht slechts door een aanval gezuiverd zou kunnen worden. Om de stad middels een offensieve actie in te nemen, waren de beschikbare troepen ruimschoots onvoldoende. Daarom dienden het aanvalsdoel te worden beperkt. Het zou voldoende zijn om het zuidelijke deel van de stad in te nemen inclusief de havenwijk. Zodoende zou de directe bedreiging van de bruggen worden uitgeschakeld en de hoogbouw, die rondom het bruggenhoofd lag, en zowel observatiepunten bood als een uitstekende schootspositie, zich onder eigen controle bevinden. De slagingskans van de voorgenomen aanval zou des te groter zijn, wanneer de aanval vanuit een voor de vijand onverwachte richting zou plaatsvinden. In die zin was een uitgangspositie vanaf het Dordtse kerkhof in het zuidoosten van de stad een gunstige, van waaruit na een snelle gereedstelling de aanval kansrijk zou kunnen worden ingezet. Van daaruit zou men na een korte krachtige stoot in noordelijke richting, de aanvalsrichting langs het spoor verleggen richting westen, waarbij de rechterkant zich langs de gracht en de linkerzijde langs het spoor richting zuidwesten zou bevinden. De route vanuit het bruggenhoofd tot aan de begraafplaats zou door troepen van I./FJR.1 beveiligd worden, des benodigd met kracht worden vrijgemaakt].
Het is niet mogelijk om deze weergave van G tzel te authentiseren als daadwerkelijke overweging van Student in de avond van 11 mei. Toch lijkt dat wel aannemerlijk, zoals zal blijken uit het vervolg. [500] G tzel stelt in het vervolg van dit citaat dat Student besloot om de aanval, zoals op hoofdlijnen geschetst, te zullen laten uitvoeren, maar dat hij daartoe de aankomst van I./IR.72 afwachten zou. Dat in de tussentijd de situatie in Dordrecht kritisch zou blijven, nam Student voor lief, zo bericht G tzel [500].
De weergave van G tzel is echter niet geheel congruent met de werkelijke gebeurtenissen. [412] Uit het krijgsverslag van I./IR.72 blijkt namelijk overduidelijk, dat de eenheid na aankomst (aankomst verdeeld over de 11e en 12e mei, vroege ochtend) in eerste instantie ten dele (2./IR.72 werd voor vliegveldbeveiliging ingezet) naar Barendrecht was gestuurd. Pas in de ochtend van 12 mei kreeg de Kommandeur opdracht zich te Rijsoord te melden. Student had hen ook direct kunnen inlichten, wat logisch zou zijn geweest als G tzel's weergave authentiek was. Er is echter, zo zal blijken uit een citaat van een verslag van I./FJR.1, een eerdere versie van het plan geweest waarbij FJR.1 zelf de kastanjes uit het vuur diende te halen, maar waarbij de aanval in de ochtend van 12 mei zou zijn uitgevoerd. Een duidelijke aanwijzing dat Student daadwerkelijk al vroeger dan de avond van 11 mei een aanvalsplan vormde, komt uit het verslag van Hauptmann Walther, Kommandeur van I./FJR.1. Er wordt weer een citaat gegeven om dat te duiden [450]:
Am 12.5 [sic] vormittags erschien der Divisionskommandeur im Btl-Gefechtsstand und gab mir m ndlich Befehl, mit den zur Verf gung stehenden Kr ften die Stadt Dordrecht von Osten her anzugreifen und die Stadt zu nehmen. Vom Rgt wurde befohlen, dass zus tzlich die 9. Und 10.Kp unter F hrung von Oblt Gessner und Oblt Trebes Verwendung finden sollte. Die sofort eingeleiteten Erkundungen und Nachforschungen ergaben, dass Dordrecht stark besetzt und zur Verteidigung hergerichtet was. Stabsarzt Dr. Werner, der einzige Verwundetentransporte dorthin durchgef hrt hatte, konnte besonders wichtige und zutreffende Angaben machen. Die Stadt war besonders im Zentrum und im S dteil gut verteidigungsf hig.
Der Angriff wurde vorbereitet und mit den Kp-Chefs besprochen. Er sollte am 13.5 [sic] im Morgengrauen durchgef hrt werden. Gegen Abend der 12.5 [sic] ging Befehl ein, dass der Angriff durch das Btl. zu unterlassen sei und durch einen besonderen Truppenteil durchgef hrt w rde. Am 13.5 [sic] gegen Mittag traf Oberstleutnant De Boer beim Btl. ein, um seiner Auftrag, mit einem Detachement Dordrecht in Besitz zu nehmen, mit mir zu besprechen. Es wurde festgelegt, dass vom Btl. die Sicherung des Marsches seiner Abteilung ber die Br cken bei Dordrecht, die Begleitung des Anmarsches und die F hrung in den Bereitstellungsraum sowie die Sicherung der Bereitstellung bernommen w rden. Die Ma ?nahmen wurden wie besprochen durchgef hrt. Die Bereitstellung in Raume S dostteil Dordrechts, beiderseits der Nord-S dbahn, war um 17,00 Uhr beendet, anschlie ?end begann der Angriff.
Dass Btl. wurde bei der R ckfahrt im Ostteil Patersweg (s dl. Begrenzung der Siedlung Dordrechts) Stunde lang von einer Batterie beschossen. Da die Einschl ge gut lagen, musste die Weiterfahrt unterbrochen werden. Verluste traten nicht ein.
In bovengenoemd uitgebreid geciteerd verslag van Hauptmann Walther, commandant van I./FJR.1, is de datum abusievelijk n dag versprongen (bij alle genoemde datums). De enige keer dat Student zich namelijk op 12 mei bij Dordrecht begaf, was aan het einde van de middag. Een gebeurtenis die samenviel met de aankomst van de eerste pantserwagens, wat rond 1730 uur is geweest. Bovendien blijkt ook uit andere informatie dat het hier om een datumverspringing van n dag gaat, zoals de datum van het overleg met De Boer. Het gehele verhaal van Walther wordt dan ook pas logisch en verklaarbaar als men de vermelde datums n dag terugbrengt. Daaruit blijkt dan, dat al in de late ochtend van 11 mei van Student uit het bevel ontstond om Dordrecht aan te vallen vanuit het oosten. Daartoe was mede gedurende de nacht van 10 op 11 mei III./FJR.1 naar Dordrecht verplaatst. De toen voorgeschreven aanval had vermoedelijk in eerste instantie eerder dan de ochtend van 12 mei moeten plaatsvinden (hetgeen vermoedelijk door de tussenkomst van II-28.RI werd uitgesteld), zal vervolgens naar de ochtend van 12 mei zijn uitgesteld, maar nadat I./IR.72 was aangekomen, heeft Student zich kennelijk in de late avond van 11 mei bedacht en zijn toch al zwaar belaste parachutisten de opdracht ontnomen. Hij had inmiddels immers met de hoofdmacht van I./IR.72 een vrij homogene en capabele gevechtsgroep beschikbaar. In de avond van 11 mei kreeg Walther dus te horen dat hij de aanval niet langer hoefde uit te voeren en dat de volgende dag een nog naar Dordrecht aan te voeren eenheid die taak zou overnemen.
Kort na het middaguur op 12 mei kwam Oberstleutnant De Boer met Major Kr ger in de commandopost van Walther en co rdineerde de operatie, waarbij troepen van het met een deel van het 3e Bataljon versterkte 1e Bataljon dus een dynamische beveiliging van de Kampfgruppe De Boer beschikbaar zouden stellen. Consistent met de verslagen van IR.72, wordt door Hauptmann Walther vastgesteld dat op 12 mei 1700 uur Duitse tijd de hoofdmacht van De Boer gereed was om de aanval in te zetten. Een zeer opmerkelijke passage ziet men in de laatste alinea. Daar wordt gesuggereerd dat door ??het bataljon ?? (I./FJR.1) de begeleiding tot aan het gereedstellingsgebied zou worden gegeven; dat het bataljon bij de terugkeer een half uur lang door Nederlands artillerievuur werd opgehouden nabij de Patersweg. Dat laatste is overigens inderdaad te relateren aan een op Krispijn (zuidelijke randweg) afgegeven (herhaald) stormvuur door I-23.RA, dat voor het eerst om 1830 uur werd afgegeven [142]. Raadselachtig is echter dat Walther spreekt van ??Batallion ??. Er is namelijk slechts n mogelijkheid en dat is dat 9./FJR.1, mogelijk door 10./FJR.1 gesteund, deze begeleiding uitvoerde. Dat is toch bezwaarlijk als bataljons te duiden. Uitgelegd wordt hoe tot die redenatie wordt gekomen.
In het verslag van Hauptmann Walther wordt niet duidelijk welke eenheid hij ter beveiliging van de Gruppe De Boer inzette. [451] 2./FJR.1 was dit niet. Dat bleef de bruggen bezet houden en ageerde zelfs offensief richting binnenstad vanuit het bruggenhoofd. [452, 453] Het restant van 3./FJR.1 kwam op de 12e in positie nabij het viaduct over de rijksweg nabij het landgoed Amstelwijk en bleef daar ook gedurende de nacht. [454] 4./FJR.1 verliet ook het bruggenhoofd niet. [462] Voorts is bekend dat 10./ en 11./FJR.1 inzet zagen bij Wieldrecht en daar de gehele ochtend van 12 mei werden opgehouden, waarna 11./FJR.1 naar Tweede Tol vertrok. Van 10./FJR.1 is niet bekend wat zij in de namiddag van 12 mei deed, wegens ontbrekende bronnen terzake. Het is dus mogelijk dat deze compagnie in de middag een deel van de begeleiding voor haar rekening nam. [464] 12./FJR.1 verkeerde bij Willemsdorp. Van 9./FJR.1 is niets bekend, anders dan dat ze aan I./FJR.1 was toegevoegd sinds de 11e [451].
Door uitsluiting kan dus worden vastgesteld dat 9./FJR.1 en 10./FJR.1 de enige eenheden waren die in aanmerking komen voor de beveiliging van de Gruppe de Boer. II./FJR.2 zou theoretisch ook nog kunnen, maar dat stuit op andere bezwaren. Het verslag van 4./FJR.1 geeft de indruk dat de parachutisten van II./FJR.2 pas later aankwamen en bovendien aanleunend aan de Gruppe de Boer optraden, niet begeleidend [454]:
Auf die Meldung hin, dass ein Btl. eines eigenen Infanterie-Rgt von Norden zu unserer Verst rkung in Marsch sei, wurde die Sicherung des Anmarschweges und der Br cke durch sMG ?? und s.Gr.Wf. verst rkt. Unter dem Feuer unserer schwerer Waffen kam das Infanterie-Btl ohne Verluste ber die Br cke und stellte sich im S dteil Dordrecht zum Angriff gegen die Stadt bereit. ( ? ) Die 4.Kp bernahm im Wechsel mit der 2.Kp die Besetzung der ausgebauten Verteidigungsstellung, w hrend das Inf.-Btl., verst rkt durch eine Pak Kp. und zwei Kp. des II./2 und mit Artillerieunterst tzung umfassend von Osten und S den angriff.
Hoewel het verslag niet accuraat is t.a.v. de benoeming van een PAK compagnie (er kwamen twee PAK pelotons over de brug: n welke bij Wieldrecht terecht kwam, n bij Gruppe De Boer), is de aantekening van de twee compagnie n van II./FJR.2 (onder Hauptmann Pietzonka) wel opmerkelijk. Uit de tekst lijkt te spreken dat deze parachutisten later ?? of althans separaat van de Gruppe De Boer ?? aankwamen. Dat men dus niet de vrachtwagens van de Gruppe De Boer begeleide ten zuiden van Dordrecht. Bovendien zouden die twee compagnie n Hauptmann Walther niet hebben verleid om hen als 'zijn' bataljon aan te duiden, terwijl 9./ en 10./FJR.1 hem wel zodanig beschikbaar waren gesteld door het Regiment, dat zij tot ??zijn ?? bataljon gerekend konden worden. In dat licht is interessant dat het verslag van I./IR.72 [412], dat dus de hoofdmacht van de Gruppe vormde, in het geheel niet van aanwezige parachutisten spreekt. Pas in de late avond geeft men aan dat parachutisten ten zuidwesten van de eenheid aansluiting vonden.
Alles overwegende, de bronnen kritisch beschouwende, lijkt het dus verdedigbaar om aan te nemen dat 9./FJR.1 (mogelijk gesteund door 10./FJR.1) de begeleiding voor Gruppe De Boer vormden. Daarnaast is het mogelijk zo geweest dat II./FJR.2 (min. 2 compagnie n) links naast de Gruppe De Boer de sector west van de begraafplaats (De Polder) alsmede de Zuidendijk bezette. Vermoedelijk geschiedde dat pas in de loop van de avond. Bekend is immers dat het vervoer dat beschikbaar was voor de Duitsers ongeveer 250 man per keer kon transporteren en aangezien de Gruppe de Boer pas om 1630 uur Nederlandse tijd compleet was gearriveerd [412], zal pas in de lichting nadien het tweetal compagnie n van II./FJR.2 zijn aangevoerd. Zij zullen dus mogelijk pas tegen de avond zijn gearriveerd, wat dan weer aansluit bij de waarneming van I./IR.72, dat zij in de vroege avond ten zuidwesten van het aanvallende bataljon aansluiting met parachutisten constateerden.
De hierboven gegeven analyse van de tamelijk talrijke Duitse bronnen terzake, leidt er dus toe dat een overzicht ontstaat, waarbij alleen de uitersten van het Duitse dispositief met grote mate van zekerheid kunnen worden vastgesteld, terwijl het middengedeelte speculatief blijft. De Duitse afgrendeling van Dordrecht in de vroege avond van 12 mei zal er dan als volgt kunnen hebben uitgezien: op de uiterste linkerflank, het bruggenhoofd bij de Dordtse bruggen, lagen in elk geval 2./ en 4./FJR.1. De zuidelijkwestelijke hoek [Zeehaven ?? Patersweg] lijkt te zijn bezet door 9./ en 10./FJR.1. Vermoedelijk lagen daarnaast - tussen Patersweg en de begraafplaats ?? de twee compagnie n van II./FJR.2. Op de uiterste rechterflank was de Gruppe De Boer actief.
Dan resteert er nog n andere prangende kwestie, die in de Duitse bronnen nergens expliciet wordt besproken: wie had de operationele leiding over de operatie in Dordrecht?
Het lijkt er sterk op dat Oberstleutnant Johann de Boer de integrale operationele leiding had. [500] G tzel zegt het niet heel specifiek, maar stelt slechts dat de overste ??den Angriff f hren (sollte) ??. Aangezien G tzel het integrale plan ?? afgrendeling, beveiliging, vrijmaken zuidoosten Dordrecht en de ??Bereinigung ?? naar het westen ?? als het ??Angriffsplan ?? aanduidde, kan het haast niet anders of De Boer kreeg een integraal commando over de operatie, terwijl Major Kr ger specifiek de eenheden die als ??Gruppe de Boer ?? werden aangeduid zou leiden. Dat betekende vermoedelijk dus dat de middelen, die overigens ter beschikking zouden komen, zoals het vermoedelijk in de avond van 12 mei ook bij Dordrecht beschikbare II./FJR.2, eveneens tactisch onder bevel kwamen te staan van de Oberstleutnant De Boer en dat hij de coordinatie met de parachutisten in de ??naderingscorridor ?? eveneens leidend mocht voeren. Het is echter eveneens duidelijk dat de parachutisten van I. en III./FJR.1 overigens onder Oberst Br uer [Kdr. FJR.1] bleven en dat Generalleutnant Student de operatie, met name ook de samenhang met de parachutisten, onder zijn eigen directe verantwoordelijkheid liet. Hoe dat in de praktijk zou uitpakken, wordt duidelijk als de gevechten zelf worden besproken.
Duitse en Nederlandse plannen vergeleken
Alles resumerend stond er een Duits plan op het menu dat zich opvallend overeenkomstig het operatieplan van de Lichte Divisie verhield. Het is zelfs zo opmerkelijk dat beide zijden een vrijwel gespiegelde operatie op elkaar los zouden laten en bovendien nog eens met de initi le fase ontwikkelend gedurende hetzelfde dagdeel, namelijk in de middag van 12 mei.
De plannen van de Lichte Divisie waren om onder vasthouding van de stad en bestendiging van het westelijke stadsfront met drie vrije bataljons naast elkaar een uitgangsstelling in te nemen, dan wel zo'n uitgangsstelling vrij te vechten. Die uitgangspositie diende ten zuidoosten van de stad te worden ingenomen. Vervolgens om in een vloeiende beweging van noordoost naar zuidwest een zuiveringsoperatie uit te voeren tussen spoor en Zeedijk, richting Kil.
De Duitse versie ging uit van een bescheidener opzet, maar ambieerde om vanuit een zuidoostelijke uitgangsstelling ten noorden van het spoor te geraken, daar de weerstand op te ruimen tot aan de hoogte van de oost-west lopende stadsgracht en vervolgens tussen gracht en Krispijn westwaarts de overige Nederlandse weerstand oprollen, inclusief de wijk Krispijn ('Hafenviertel').
Beide partijen gingen uit van een startpunt op de luwe zijde van het front. Zou men beide plannen uittekenen, dan ziet men in feite twee gespiegelde aanvalsbewegingen, die exact in elkaar vallen. Een conclusie, die opvallend genoeg in bespiegelingen over deze gevechtsdag in bekende publicaties en boeken in geen enkele vorm is terug te vinden, terwijl het toch een frappante overeenkomst is.
Er is al besproken dat de basis voor een Duits ageren tegen de Nederlandse weerstand in Dordrecht al op 11 mei was besproken door Student. Toen had hij nog I./FJR.1 willen opdragen om dat samen met III./FJR.1 te verrichten. Dat plan was op veel weerstand gestuit, vermoedelijk niet in de laatste plaats omdat de Franse aanwezigheid onder Moerdijk was gesignaleerd n de Duitse troepen rond Dordrecht bijzonder weinig vrije formaties hadden. Student zwichtte voor die argumenten en stelde een aanval uit. Later werd I./IR.72 vrijgemaakt voor de actie. Vermoedelijk mede omdat al vroeg in de ochtend van 12 mei duidelijk werd dat 9.PD spoedig aansluiting zou gaan maken bij Moerdijk. De risico's om vrije reserves te binden rond Dordrecht werden daarmee relatief n bovendien zouden zo Hollandse tegenmaatregelen op de corridor Moerdijk - Dordrecht kunnen worden geneutraliseerd.
Er is nog n andere mogelijkheid voor de Duitse planaanpassing. Die is echter verder gezocht. De Duitsers hadden de mogelijkheid het Nederlandse telefoonverkeer af te luisteren. De telefoonkabels over de Alblasserdamse en Dordtse brug waren intact en kunnen haast niet over het hoofd zijn gezien door de Duitsers. Zij hadden de mogelijkheid deze lijnen te 'hot tappen', ofwel met eenvoudige taps af te luisteren. Er is geen enkel bewijs dat dit daadwerkelijk is gebeurd, maar de mogelijkheid dat het wel gebeurde is niet uit te sluiten. Als het aan de orde was, kon Student in de late ochtend van 11 mei weten dat de C-VH de C-LD opdracht had gegeven om met een regiment naar het Eiland van Dordrecht over te steken. Die instructie was over het militaire telefoonnet gegeven (niet per telex of verschrijver) en dat kon eenvoudig worden afgeluisterd. Ook de afstemmingen met Groep Kil waren op die wijze afluisterbaar geweest.
Tegen die 'afluistertheorie' spreekt dat de Duitse aanval weliswaar een opvallend gespiegelde versie van het Nederlandse aanvalsplan was, globaal aansloot op het Nederlandse schema, maar dat er teveel zaken tijdstechnisch niet in elkaar grepen om erg veel waarde te hechten aan de theorie van afluisteren van Nederlands telefoonverkeer. Daarnaast zou een geanticipeerde Nederlandse beweging richting de sector Dubbeldam, vermoedelijk aanleiding zijn geweest om de Luftwaffe ter ondersteuning in te roepen. Om zo alle ambities aan Hollandse zijde te smoren. Daarvan is geen spoor gevonden. De afluistertheorie is daarmee onwaarschijnlijk geworden. Hij dient echter wel te worden genoemd, omdat de mogelijkheid er voor de Duitsers is geweest en menig Nederlands officier veel te veel informatie over de lijnen prijs gaf. Anderzijds, er werden, voor zover kan worden nagegaan, geen uitgesproken bevelen in klare taal gewisseld door bevelhebbers. Hoe dit lager in de keten geschiedde is niet duidelijk.
Hoe het ook zij, frappant blijft het, dat de beide opponenten een zo overeenkomstige tactiek hadden uitgestippeld in nagenoeg hetzelfde tijdsgewricht tijdens de slag om het Eiland van Dordrecht.
De linker aanvalsgroep van de Lichte Divisie
De linker aanvalsgroep was de meest oostelijk opererende formatie bestaande uit I-2.RW (1) met de restanten van het versterkte 3-I-28.RI. Reserve majoor J. Eggens was de bataljonscommandant en de gastheer voor de door overste Van Diepenbruggen gehouden briefing, welke kort na het ochtendgloren (12 mei) op de commandopost van C-I-2.RW ?? gevestigd in de M hring (basis)school in het zuidwesten van het park Merwestein ?? plaatsvond. Het versterkte I-2.RW behield de opdracht om als meest linker formatie het zuidoosten van het Eiland schoon te vegen en de eerste werkelijke opmars doellijn (Zuidendijk ?? ofwel de kunstweg Kop van ??t Land ?? Wieldrecht) te bereiken, rechts van de Schenkdijk.
(1) [104a] In het NIMH archief is van I-2.RW de exacte sterkte op 10 mei 1940 bewaard gebleven. Het bataljon had uitsluitend reserve officieren in de gelederen. De sterkte was als volgt. Een staf van 115 man (inclusief een sectie mortieren), 405 tirailleurs, 160 MC manschappen en 40 man PAG. Een totale sterkte van 720 man. Men beschikte over 36 lichte en 12 zware mitrailleurs, twee mortieren van 8,1 cm en vier stukken PAG B hler 4,7 cm.
[104a] De 1e sectie PAG werd gecommandeerd door de reserve 1e luitenant A.J. Kruithof, welke op 12 mei (na de vermissing van reserve luitenant-adjudant G. G ppinger in de middag van 12 mei) waarnemend luitenant-adjudant werd van de BC. Op 14 mei zou deze officier de door hem van landverraad beschuldigde luitenant-kolonel Josephus Mussert in Sliedrecht doodschieten bij een poging de laatste te arresteren. Assistentie bij de arrestatie van overste Mussert kreeg Kruithof van de reserve kapitein A.J.C. Bom, welke de MC-I-2.RW commandeerde.
[100a, 104a] I-2.RW, dat nog een sectie zware mitrailleurs (3e Sie, onder SMI M ller) miste en waarvan een andere sectie MC en PAG nog onder weg waren, werd versterkt met 3-I-28.RI van de kapitein Boll , waarbij tevens twee secties (totaal 4 mitrailleurs) MC-I-28.RI en een sectie met twee mortieren van 28.RI aanwezig waren. [104a] Omdat het geheel geen Duitser op zijn pad trof was om 0930 uur al met de gehele formatie de doellijn (b) bereikt, waar de BC op een bevel tot optrekken naar de volgende doellijn diende te wachten. De majoor besloot het bezette vak ondertussen in vier subvakken te verdelen. Elk vak kreeg een compagnie infanterie ondersteund door een enige zware mitrailleurs, terwijl de twee mortieren van 28.RI en een halve voorhanden sectie PAG bij Kop van ??t Land aan de Merwede werden gepositioneerd met schootsrichting langs de Zeedijk. De andere twee stukken PAG en de eigen I-2.RW mortieren werden bij het kruispunt te Haaswijk opgesteld. In de sector van I-2.RW, maar behorende tot de middelste groep van III-2.RW, lag het restant van 2-I-28.RI (detachement luitenant Julius), waarbij nog n zware mitrailleur van de MC. Dit weinig gevechtsgerede verband, ca. 50 man sterk, bleef in reserve aan de Vissersdijk bij Dubbeldam. Het detachement dekte zo tevens de rug van het bataljonsvak. [104a] De commandopost van C-I-2.RW werd bij de viersprong te Haaswijk (nabij de watertoren) in ??boederij Haaswijk ?? ingericht, waarheen de tweede sectie PAG ook werd aangetrokken alsmede de eigen sectie mortieren. De boerderij lag precies in de winkelhaak van de Oudendijk en de provinciale weg (voorheen de Reeweg Oost).
Deze verspreide bezetting van het vak had meer weg van een defensief dan een gereedstelling om zo spoedig mogelijk op bevel offensief naar de volgende doellijn op te trekken, maar mogelijk (daarvan is geen bewijs) was er ge nstrueerd om op deze wijze te deconcentreren. Anderzijds was het zo dat men zich realiseerde op een open flank te verkeren en de capaciteiten van de smalle dijkwegen juist in te schatten.
Bij deze aanvalsgroep gebeurde verder niets, behalve dat men uit krijgsrumoer op enige afstand kon opmaken dat anderen op niet al te grote afstand wel in gevechtsaanraking waren gekomen. [104a] Rond het middaguur werd door overste Van Diepenbrugge aan de BC instructies gegeven om onmiddellijk 1-I-2.RW (incl. een sie MC) aan II-1.RW en 2-I-2.RW (incl. een sie MC) aan III-2.RW af te staan. Dat betekende dat in het eigen bataljonsvak het aantal tirailleurs (en secties MC) werd gehalveerd en dus de opstellingen met de resterende twee compagnie n (en ondersteuning) opnieuw dienden te worden gekozen.
De middelste aanvalsgroep
[104c] De centrale formatie bestond uit III-2.RW aangevuld met overgebleven personeel van het om vele redenen gedecimeerde III-14.RA en 2-I-28.RI alsmede een stuk van MC-I-28.RI. Reserve majoor jonkheer W.A. van den Bosch commandeerde dit verband.
Dit verband was erg complex van samenstelling. III-2.RW ?? als derde bataljon in een wielrijdersregiment sowieso onder sterkte en voorzien van weinig ervaren kader (2) ?? was licht aangetast door de gevechten, die het al op 11 mei voerde in Dordrecht, waarbij het onder meer een groot deel van een sectie MC (onder de vaandrig Blok) verloren had. In de ochtend van 12 mei werden twee secties van 1-III-2.RW door de overste Van Diepenbrugge toegewezen aan II-KRA als beveiliging. Zij vertrokken daarom naar het Sportpark, waar de afdeling verbleef. Zodoende was III-2.RW twee secties wielrijders en een sectie MC ?? circa 85 man bij elkaar ?? kwijt alvorens het bataljon richting de Zuidendijk optrok; naar doellijn (b). Men kan dit verband (in elk geval numeriek) aangevuld achten doordat anderhalve sectie van 2-I-28.RI onder de res. 1e lt Julius ?? oorspronkelijk op de Tongplaat gelegen en aan de gevechten met de reserve para compagnie ??ontsnapt ?? ?? die samen met een stuk MC van I-28.RI bij III-2.RW waren aangesloten. De majoor Van den Bosch schatte hun sterkte op ongeveer 75 man [104c, dagboek BC]. Dat lijkt accuraat, wellicht een fractie te hoog ingeschat. Vermoedelijk was 50 man meer in de richting. Ze werden echter in eerste instantie te Dubbeldam achtergelaten. Erg veel gevechtswaarde kreeg het groepje infanteristen niet toegedicht van de BC.
(2) De derde bataljons waren pas ontstaan toen per 1 maart 1939 het (toen) enige Regiment Wielrijders werd opgesplitst in twee regimenten met ieder twee bataljons wielrijders. Op diezelfde datum werd de organisatie geschapen voor een derde bataljon per regiment. Het mag duidelijk zijn dat daartoe een volgende lichting [I-40 of II-40] pas kon worden aangesproken. Een en ander betekende dat de derde bataljons pas tijdens de mobilisatie werden opgeleid en gevormd en dat ?? om uiteenlopende redenen ?? de gelederen der onderofficieren en minderen onvolledig waren bezet en het aantal officieren relatief zeer laag was. Men had in tegenstelling tot de meeste oudere LD eenheden weinig tot geen beroepsofficieren, maar bovenal juist veel aspirant officieren. [1] Bij III-1.RW dienden maar liefst veertien vaandrigs, waarvan twaalf als sectiecommandanten. Bij III-2.RW waren dit er minder. Daar waren negen vaandrigs en kornetten, waarvan zeven sectiecommandant waren. In de overige bataljons dienden slechts vier tot vijf aspirant officieren. Naast deze relatief grote contingenten onervaren (aspirant)officieren ?? wiens aanwezigheid wel inhield dat zij jong en energiek waren ?? was de geoefendheid van de 3e Bataljons beduidend minder dan die van de eerste twee. Niet alleen waren de rekruten door de mobilisatie (en daarin voorkomende verplaatsingen en gereedstellingen) beduidend minder goed opgeleid, maar er kwamen ook ??zij instromers ??, die helemaal niet of nauwelijks in de taken van de wielrijders waren geoefend. Of dit werkelijk zo bezwaarlijk voor de gevechtskracht is geweest, is overigens maar sterk de vraag. Er dient niet al te veel (extra) gewicht te worden gegeven aan de opleiding van wielrijders t.o.v. andere infanteristen. In het toenmalige leger kreeg iedere militair een buitengewoon povere vorming.
De bronnen maken niet duidelijk in welke sterkte III-1 en III-2.RW opereerden, maar de sterkte lag ongeveer tussen de 650 en 700 man. Voor III-2.RW gold dat het op 12 mei al een sterkte van een sie MC en twee sie infanterie kwijt was door verliezen en detachering. Daarmee werd de feitelijke sterkte ca. 600-625 man.
[104c, 140] De sterkte van de restanten van III-14.RA (evident zonder vuurmonden) zijn vanuit de eigen artilleriebronnen niet nauwkeurig te duiden, maar werd door C-III-2.RW op 100 man gehouden. Duidelijk is wel dat de manschappen der afdeling slechts beschikten over karabijnen, revolvers en pistolen en dat mitrailleurs, op twee voor instructie gebruikte Lewis na, ontbraken. De andere paar voorhanden mitrailleurs waren ?? zo meldt een aantal verslagen ?? reeds verloren gegaan na de Duitse landing nabij de batterijen. De sterkte op 10 mei van de eenheid was, volgens een kwartierstaat van Groep Kil [192], 256 man. Volgens diezelfde staat, peildatum 25 mei, waren er toen 26 man geregistreerd als dood, gewond of vermist. Daarom kan worden vastgesteld dat III-14.RA op 12 mei op basis van de kwartierstaat in elk geval over minder dan 230 man beschikte. Het is gezien het feit dat de aantallen krijgsgevangenen niet nauwkeurig bekend zijn geworden, maar wel in enige mate aan de orde waren, veilig om te stellen dat III-14.RA op 12 mei nog zo ??n 200 man personeel beschikbaar zou moeten hebben gehad. Het rapport van C-III-2.RW spreekt echter van slechts ongeveer 100 man [104c, dagboek] (3).
(3) Onderzoek door de heer A.C. Bohnen (een priv onderzoeker, die zich al lange tijd verdiept in specifiek het onderdeel III-14.RA) naar de gebeurtenissen bij de afdeling tijdens de meidagen toont enige verklaring voor zo ??n grote discrepantie tussen de becijferde sterkte en het getal dat de C-III-2.RW aangeeft. Veteranen gaven ook hem aan dat er op de eerste oorlogsdag diverse militairen van het verband los raakten en in de stad terecht kwamen, zonder weer bij de Afdeling aan te sluiten tijdens de oorlogsdagen. Het is tevens mogelijk dat C-III-2.RW de sterkte verkeerd zal hebben ingeschat (hoewel die sterkteschatting vermoedelijk door de eenheid zelf aan hem is gegeven). Er zijn ook nog andere verklaringen mogelijk zoals krijgsgevangenschap, inzet elders (zoals enkele verzorgers en geneeskundigen), verspreide verbanden, desertie (waarover vele burgerrapporten in Dordrecht) en een onderschatting van het ook al door hiervoor genoemde oorzaken lagere totale aantal door C-III-2.RW.
[104c] De commandopost van C-III-2.RW werd ingericht langs de Achterweg te Dordwijk. Majoor Van den Bosch gaf aan III-14.RA, dat door reserve kapitein J. Mulder werd aangevoerd, opdracht om de smalle linkersector van het bataljonsvak [tussen Stevensweg en I-2.RW] te bezetten. Dat betekende de Zuidendijk oost van de Stevensweg (4). Een sectie MC-III-2.RW ondersteunde hen. Het middenvak werd door 2-III (plus sie MC, sie Mr, sie PAG) bezet. Alle zware wapens werden aan weerszijde van de Schenkdijk opgesteld om dit in het verlengde te kunnen dekken. Het rechtervak (meest westelijk) was bezet door twee secties van 1-III-2.RW plus de ca. twee secties sterke troepen van 2-I-28.RI (incl. een sie MC-I-28.RI met 2 zMG) onder de luitenant Julius.
(4) Opvallend zijn de volgende zaken. [140] In zijn ??oorlogsrapport ?? van eind mei 1940 (ongedateerd) schrijft de kapitein Mulder van III-14.RA (op pag. 2) onterecht dat het middelste vak aan zijn Afdeling werd toegewezen. Het rapport van de majoor Van den Bosch [104c, dagboek, 12 mei] is ook al onjuist qua omschrijving. Het haalt het linker- en rechtervak door elkaar. Een gevaar dat bestaat door het militaire links/rechts gebruik, dat redeneert vanuit de hoofdrichting en niet de kaartopstelling. Het gebruik van windrichtingen voorkomt dit soort fouten.
Langs de Achterweg (toentertijd de verbinding tussen Overkamp en Krispijn, thans een doodlopende weg op het landgoed Dordwijk), werd 3-III-2.RW met een sectie MC en een sie PAG in reserve gehouden. E n stuk PAG was ten noordwesten van Dordwijk, langs de Dubbeldamseweg Zuid (richting Dordrecht, bij kruispunt met Twintighoevenweg), opgesteld ter afgrendeling van de rugzijde van het bataljon. Deze opstelling zou zich verrassend goed verhouden met de Duitse plannen voor de aanval door de Gruppe De Boer, die zich nadrukkelijk voor het vizier van dit stuk PAG langs zouden willen gaan bewegen. Het tweede stuk van de sectie PAG stond bij Overkamp zuidoostwaarts richting Stevensweg opgesteld.
De middelste groep bereikte evenals de linkergroep de doellijn (b) halverwege de morgen en wachtte op het vervolgbevel voor het optrekken naar de volgende doellijn.
De rechter aanvalsgroep
[103b] De laatste van de drie aanvalsgroepen werd gevormd rond II-1.RW, onder zijn commandant majoor H.C. Kloppenburg. Dit bataljon was gedurende de avond en nacht van de Alblasserwaard overgezet en oorspronkelijk bedoeld om als reserve voor de Afzonderlijke Staf te fungeren, maar toen II-2.RW vertraagd bleek, van rol gewisseld met dat bataljon. Het bataljon was onderwijl in rust gebracht in de sector rond het Oranjepark, waar de HBS als stafonderkomen werd toegewezen door het kantonnement. Het was in deze sector, waar intussen twee bataljons van de Lichte Divisie lagen, een drukte van jewelste. En drukte betekende chaos, zeker in die dagen. Toch slaagde men erin het bataljon in de vroege uren een warme maaltijd te serveren uit de eigen keukentrein. Een prestatie waar weinig eenheden toe kwamen, wat de gevechtskracht bij de slecht gefoerageerde eenheden bepaald niet ten goede kwam.
[103b] Terwijl de troep genoot van een stevig oorlogsmaal, werd de C-II-1.RW ge nstrueerd dat zijn bataljon een zware taak zou krijgen in het aanvalsplan van de Afzonderlijke Staf. Men zou vanuit de rustopstelling in gevechtsmarsformatie worden gebracht, over (c.q. onder) het spoor verplaatsen en vervolgens langs de Krispijnseweg ontplooien. Daarbij zouden twee secties MC en een stuk PAG bij de spoorwegtunnel worden opgesteld om de flank te dekken. Het was 3-II-1.RW (met sie MC) dat de gevaarlijke rechterflank zou krijgen met links naast zich de 1e Compagnie (met sie MC). 2-II-1.RW zou met 1/2 MC-II en bataljonsstaf achter beide voorcompagnie n volgen. Scheidslijn met de aanleunende formatie van de middelste groep was de spoorlijn naar Moerdijk. De eerste operationele taak voor het bataljon na het uitbreken vanuit de doellijn (b) zou zijn om via een zuivering van de wijk Krispijn en het Zeehavencomplex met de formatie van Groep Kil bij Wieldrecht contact te maken. Op die wijze zou de Duitse corridor worden afgesneden.
De operationele werkelijkheid van dat moment verhield zich gespannen met dit plan. Dat hadden de ??plannenmakers ?? heel goed kunnen weten, ware het niet dat er bij de Lichte Divisie een totale achterdocht heerste, niet in de laatste plaats bij de hoogste officieren ter plaatse. Krispijn was sinds 11 mei niemandsland geworden, omdat de beide compagnie n pontonniers uit de wijk zich op die dag richting Weizicht hadden teruggetrokken na in de veronderstelling te hebben verkeerd te worden aangevallen. In werkelijkheid hadden de Duitsers geen posities in Krispijn aangevallen, ze hadden wel in de middag van 11 mei de westelijke zijde verkend en er enige burgers gearresteerd, welke werden ge nterneerd aan de Mijlweg. Naar goed Duits gebruik zullen er kleine voorposten in de wijk zijn geplaatst op strategische (zicht)posities. Zo was de Hugo de Grootlaan een voortdurende uitdaging om over te steken. Ook hadden Duitsers zich in de loop van de 11e mei aan de zuidzijde van Krispijn genesteld, zodat ook het verlengde van de Krispijnse weg onveilig was. Parachutisten waren nog aanwezig in het gebied rond de toenmalige Dordtse voetbalclub onder de gashouders. Op 11 mei waren hier ook gevechten geweest met enige jonge para ??s van de reserve (Kompanie Oberleutnant Karl Moll) die abusievelijk rond het middaguur langs de Zuidendijk waren gedropt in plaats van bij de Tongplaat, waar hun kameraden in de ochtend waren afgezet. In dit niemandsland meende II-1.RW relatief in de luwte te kunnen ontplooien voor de gereedstelling t.b.v. het aanvalsplan van de overste Van Diepenbrugge. Zou de laatste zich enigszins op de hoogte hebben gesteld van de status quo dan zou hij wellicht voor een andere voorbereiding hebben gekozen. Van Diepenbrugge maakte echter de cruciale fout dat zijn wantrouwen van alles wat divisievreemd was in Dordrecht hem deed blokkeren om zich kundig te laten informeren omtrent een betrouwbaar vijandbeeld. Het middel werd daarmee erger dan de kwaal. Hoe was het zo gekomen?
De opmerkelijke autonomie van de LD
Zeer opmerkelijk bij deze positionering van de rechter aanvalsgroep is dat men bij de Afzonderlijke Staf (overste J.J. van Diepenbrugge) kennelijk de informatie niet had dat de gevechtslinie dwars over Krispijn liep en de zuidelijke uitgang van de tunnel alsmede het zuidelijke deel van de Krispijnseweg tot het onveilige niemandsland behoorden. Op het zwaartepunt van deze gevechtslinie in de sector van II-1.RW lag west van de spoortunnel een formatie pioniers en torpedisten en in Weizicht en het hoofdstation de samengestelde formatie van de twee depotcompagnie n uit Krispijn aangevuld met enige kleinere formaties en een groepje onder de majoor De Boer. Deze beide formaties bedroegen zeker 250 man aan troepen en hadden talloze officieren in hun midden. Kleine moeite om met deze formaties, die tenslotte aan de prominente spoorlijn lagen, kort af te stemmen. Niets van dit alles gebeurde. De Lichte Divisie voelde zich superieur aan non-combattanten en technische depottroepen. Zoals al op 11 mei gebeurde, stemde men op stafniveau niets af met de ogen en oren in het veld. Daarnaast liet luitenant-kolonel Van Diepenbrugge in zijn handelingen (en verslagen) duidelijk doorschemeren dat hij het in Dordrecht allemaal niet vertrouwde. Hij schreef in zijn verslag zijn eerste indruk in een duidelijke premisse op [106; minuutverslag van de Afz.St. 10-14 mei 1940]:
04.00 uur. Overgezet te Papendrecht ( ? )
05.30 uur. Contact opgenomen met C-II-1.RW, C-III-2.RW, C-I-2.RW, C-II-KRA en officieren van infanterie en artillerie van oude bezetting eiland. Op dat ogenblik reeds indruk gekregen, dat in Dordrecht verraad schuilde, berichten ontvangen van beschieten der troepen uit de huizen en van het ontvangen door de reeds op het eiland aanwezige troepen van eigenaardige bevelen.
06.00 uur. Op CP I-2.RW aan allen bovenstaande bevelen herhaald. ( ? ) Aldaar 2 maal telefonisch ontboden bij Luit-Kol Mussert. Mijn CP niet op diens kantonnementsbureau (Achterhakkers) gevestigd omdat dit bureau op +/- 200 meter van het voor den vijand belangrijkste punt lag, namelijk de bruggen bij Zwijndrecht, hoewel (of juist daarom) vrij van te verwachten bombardementen. Voorts ook dien officier, op diens telefonische persoonlijke vraag aan mij, de door mij ontvangen en uitgegeven bevelen niet medegedeeld, omdat de wijze waarop dit door de Luit-Kol Mussert telefonisch gevraagd werd, mij wantrouwen inboezemde. Dit wantrouwen werd versterkt door de uitlatingen mijner BC ??n en het feit dat Luit-Kol reeds enige minuten nadat ik bij CP C-I-2.RW was aangekomen (school HBS, westzijde park Merwestein) mij reeds wist te vinden en ik nog aan niemand zowel mijn CP als mijn kort oponthoud op CP C-I-2.RW had medegedeeld. Intussen vele vliegtuigen boven de stad en eiland, die de troepen beschoten, schieten uit huizen door andere dan Nederlandse troepen (verborgen Duitse soldaten, Duitse burgers en/of Nederlandse verzetslieden, NSB ??ers?).
Van Diepenbrugge had zich kennelijk in alle vormen en maten laten beangstigen door het denkbeeld van verraad en Vijfde Colonnisten. In ieder geval bood zijn verslaglegging weinig ruimte tot een ander denkbeeld dan dat heel Dordrecht aan verraad zou zijn onderworpen. Het kantonnement achtte hij daarom totaal besmet, met al zijn bevelvoerders en troepen erbij. Een impressie, die de overste in slechts twee uur tijd had opgedaan. Het was niet slechts een verslaglegging achteraf die zo verhaalde; er werd daadwerkelijk analoog gehandeld.
Hoe overtuigd overste Van Diepenbrugge was van verraad blijkt wel uit zijn oordeel in het minutenverslag van zijn staf. Zijn curieuze conclusie was bijvoorbeeld dat overste Jo Mussert wel heel opvallend snel van zijn aanwezigheid in de HBS school wist ?? wat werd genoteerd met de onmiskenbare ondertoon van verraderlijkheid. Een conclusie die gespeend was van iedere nuchterheid en rationaliteit. Het was immers Mussert, die als kantonnementscommandant over inkwartiering van mensen en middelen ging en met zijn staf keurig de legeringslocaties aan II-1.RW, I-2.RW en III-2.RW had toegewezen. Hij wist dus logischerwijs deze eenheden uitstekend te vinden, had daar geen heimelijke ??vliegen op de muur ?? voor nodig. Omdat Mussert, overigens mede door toedoen van zijn eigen adjudant (5), buiten de informatiekring werd gehouden, ontving hij nauwelijks informatie en ging deze dus actief zelf verzamelen. Hij belde regelmatig de kwartieren af van de in zijn kantonnement verkerende eenheden om op die wijze informatie te halen en een beeld van de status binnen zijn kantonnement te krijgen. Zo vernam hij telefonisch van de aanwezigheid van een nieuwe autoriteit in Dordrecht, de overste Van Diepenbrugge. Volkomen volgens de richtlijnen verlangde de kantonnementscommandant dat deze autoriteit zich zou melden en zijn standplaats co rdineerde met het bureau. Mussert was in kantonnementszaken ieders functionele meerdere en had het volste recht medewerking en informatie te verlangen. Hij nodigde Van Diepenbrugge uit om zijn CP aan zijn bureau in te richten zodat beide autoriteiten eenvoudig konden afstemmen. Het was Van Diepenbrugge die in deze met de regels aan de haal ging, Mussert vermeed en vervolgens de kantonnementscommandant juist van onverklaarbaar gedrag beschuldigde. Dit soort individuele interacties en ongenuanceerde beoordelingen van luitenant-kolonel Mussert zouden in die dagen leiden tot een onvermijdelijke verraadcultus waar geen kruid tegen gewassen was. Het zorgde echter voor een extra complicerende dimensie in het Dordtse, die de oorlogschaos die er toch al heerste, nog eens een kwalijke extra lading gaf. Een lading die nog talloze gevolgen zou hebben.
(5) Over de verhouding tussen de kapitein-adjudant van Jo Mussert, de kapitein G. van der Mark, en de overste Mussert volgt een apart hoofdstuk waarin e.e.a. uitgebreid wordt toegelicht.
Van Diepenbrugge vond het in die omstandigheden gebillijkt om met niemand buiten de eigen divisie af te stemmen. Deze overste was, net als iedere militair in het Nederlandse leger, geen oorlogservaren militair. Dat oorlog chaos is, was hoogstens theoretisch aanvaard, maar in de praktijk trachtte men alles te verklaren en dat wat men niet k n verklaren, verwerd tot roddel, achterdocht en al snel aan verraad gelinkt. Dat men zelf, door bewust niet af te stemmen en maar autonoom te werk te gaan, juist heel sterk aan die chaos bijdroeg, ontging de overste kennelijk. Hij zou er de hele operatie mee op het spel zetten.
Er is uiteraard veel voorstelling te maken bij de achterdocht die jegens Mussert gold in die meidagen van 1940. Geheel los van de kwestie of de man uiteindelijk loyaal aan de juiste zaak was ?? wat wel vaststaat ?? was de verdenking dat de broer van de NSB leider mogelijk voor de vijand zou werken - of op zijn minst niet heel erg zijn best zou doen voor de Hollandse zaak - op zich natuurlijk goed verklaarbaar. Het was onverstandig dat de C-VH kantonnementscommandant Mussert niet vervangen heeft ?? zelfs in zijn functie weer zou aanstellen toen hij op 12 mei door een (overigens onoorbare) interventie door C-Groep Kil en zijn chef-staf van die functie ontheven werd. Ook dat was echter een kwestie van gebrek aan oorlogservaring. Een ervaren generaal vervangt een onderbevelhebber, die door zijn troepen niet wordt gedragen, om de eenvoudige redenen dat hij succes in de weg staat, zelfs een groot risico kan vormen. Dat gebeurde niet, wat opnieuw vermoedelijk vooral aan gebrek aan crisis- en oorlogservaring bij de hogere commandoketen te wijten is. Men had eenvoudigweg geen benul 'hoe het er op de werkvloer aan toeging'. Er werd van grote afstand, in Den Haag, besloten dat men het maar met Mussert moest doen. Een besluit dat we achteraf, zoals vele van de generaal Van Andel, zeer kritisch kunnen bejegenen, maar dat uiteindelijk ter goeder trouw werd genomen. De loyaliteit van de generaal aan Mussert werkte echter contraproductief.
Het gevolg was dat men in Dordrecht in toenemende mate om Mussert heen opereerde, wat de toch al niet al te fijnbesnaarde overste niet liet gebeuren. Deze zou op uiterst dominante wijze zijn autoriteit laten gelden, daarmee eerder nog minder dan meer aanzien ontvangende. Een kwestie die ?? behoudens het persoonlijke drama erachter ?? kwalijke gevolgen zou hebben. Men kan daarom overste Van Diepenbrugge wel volgen in zijn achterdocht jegens Mussert, die hem mogelijk op weinig geraffineerde wijze op zijn functionele superioriteit zal hebben gewezen. Dat begrip voor Van Diepenbrugge zijn oordeel over Mussert geldt echter niet voor zijn besluit om geen enkele afstemming te velde te zoeken en te handelen alsof de Lichte Divisie als enige in het desbetreffende theater opereerde. Met ca. 1.500 man kantonnementstroepen in de stad was het ondoenlijk om geheel zonder afstemming te handelen. Men moest eigen troepen - alleen al ter voorkoming van blue-on-blue (eigen vuur) incidenten - informeren omtrent plannen, maar er was ook weinig risico te vinden in het afnemen van informatie van de formaties die langs het stadsfront lagen. Er was geen enkele aanleiding te veronderstellen dat die zo verraderlijk waren, want anders zouden ze zich niet al dagenlang zo fel hebben verdedigd.
Naast het feit dat men met de kantonnementstroepen niet afstemde ?? waardoor deze ook geen idee hadden van de plannen en marsroutes ?? zorgde de modus operandi van de Lichte Divisie ervoor dat men dus ook geen ??battlefield intelligence ?? verkreeg. Er was ook geen gelegenheid om deze uit eigen verkenningen zelf te vergaren. Men bleef dus verstoken van adequate ??situational awareness ??. Dit ontbreken van deze informatie raakt aan de achilleshiel van het toenmalige Nederlandse veldleger. Het fenomeen van verzamelen en aanwenden van veldinformatie, het voortdurend tactisch verkennen van de frontsectoren en het anticiperen op de opponent waren elementen die in de vorming van de Nederlandse (onder)officier buitengewoon onderbelicht waren gebleven en ?? kennelijk ?? bij vrijwel geen officier van nature aanwezig waren. De Afzonderlijke Staf verstond het in dit geval om een omvangrijk en zwaarwegend aanvalsplan te ontwikkelen, waarbij men met een regiment een tegenaanval zou inzetten, maar daarbij niet of nauwelijks op de hoogte was van de werkelijke vijandelijke posities (behoudens een vagelijk beeld van vijand bij de bruggen en de Zeehaven) en dus bataljons naar een gereedstellingslijn dirigeerde, die ten dele helemaal niet in eigen beheersingsgebied lag!
Dit is waar men tot de conclusie kan komen dat het middel erger was dan de kwaal. Het middel ?? het excommuniceren van het kantonnement en al zijn ondergeschikten bij de planvorming ?? leidde ertoe dat men op de verkeerde presumptie gebaseerd een uitgangspositie voor de (tegen)aanval definieerde. Daarnaast maakte men nog een fout. Het rechterbataljon kreeg geen extra troepen om de gebiedsprogressie die het zou maken, welk veroverd gebied evident nog tegen de vijandelijke bruggenhoofdposities aanlag, te bezetten met een veiligheidsbezetting. Dit had men kantonnementstroepen kunnen opdragen, maar daar communiceerde de Afzonderlijke Staf niet mee. Men diende dus met het bataljon zowel de voorwaartse beweging recht in de vijandelijke corridor te maken als het veroverde c.q. gezekerde gebied van een zekere bezetting te voorzien. Zou men de informatie uit het veld hebben gehaald dat Krispijn langs west- en zuidzijde door vijandelijke voorposten met mitrailleurs werd bezet en het opmarsterrein langs de enige twee prominente opmarswegen (Hugo de Grootlaan of Krispijnseweg) dus door vijandelijk vuur werd beheerst, dan zou er ongetwijfeld voor een ander plan zijn gekozen. Dan zou men waarschijnlijk niet langer westelijk van het spoor zijn opgetrokken, maar veeleer oostelijker met het gehele regiment een ontplooiing hebben gezocht f voor het rechter bataljon de doellijn (b) noord van het spoor hebben gedefinieerd en pas zijn opgetrokken als langs de Zuidendijk het middelste bataljon westwaarts was getrokken, zodat het rechter en middelste bataljon op een verticale noord-zuid as naast elkaar hadden kunnen optrekken richting Oude Maas. Dat zou vermoedelijk trager zijn verlopen, maar wel een kansrijke manoeuvre zijn geweest, omdat men dan tenminste de dreiging aan de zuidzijde van de Krispijnseweg zou hebben weggenomen. Met het ontwikkelde plan schoof men echter met een open flank langs de Duitse sector en zou daarbij de vijand al zeer spoedig op de rechterflank en in front treffen. Het gevolg was dat men zich met het bataljon een winkelhaak in zou manoeuvreren waar de vijand twee zijden met vuur bestreek. Een kansloze missie, zoals ook het 412e Regiment van de 227e Infanterie Division zou ervaren toen het op 13 mei 1940 eenzelfde onzalige manoeuvre uitvoerde bij Renswoude (het gevecht bij Scherpenzeel) en met aanzienlijke verliezen moest terugtrekken wegens het sterke flankerende vuur uit voorposten en achterliggende hoofdstelling.
De wijze waarop de Afzonderlijke Staf zijn aanvalsplan had ontworpen typeerde de toenmalig heersende arrogantie van de generale staf. Men was bij die generale staf en bij de in die gelederen zo gekoesterde ??manoeuvre eenheid ?? (de Lichte Divisie) heel sterk overtuigd van de eigen suprematie tegenover de rest van de krijgsmacht. Dit elitaire gedrag leidde ertoe dat hoofdofficieren de gedachten huldigden dat zij zonder al teveel bemoeienis van anderen wel even een manoeuvre konden ontwerpen, die dan ter uitwerking aan een chef-staf werd overgedragen. Men ziet hier een aanvalsontwerp dat geen enkele rekening hield met de omstandigheden en waarbij de ontwerper slechts zijn eigen doelstelling voor ogen had gehad. Haastig ging men te werk, liet zich niets gelegen liggen aan de 1.500 man die de stad tot die 12e mei zo goed als vrij van vijand hadden weten te houden, en legde zo de basis voor een grote mislukking.
[De bronnen vindt u hier]