Bruggenhoofd Moerdijk
Inleiding
Het Bruggenhoofd Moerdijk was zwak bezet, zo werd al duidelijk in de proloog. De bezetting door een compagnie infanterie [3-III-28RI] met ondersteuning van een MC [12MC] en twee stukken 6-veld [sie 28 Bt 6-veld] werd een voorlopige bezetting geacht [1, 100c]. Zou de oorlog uitbreken dan zou 6.GB ?? na haar taken aan de grens met Belgi te hebben volbracht ?? het Bruggenhoofd versterken en de commandant 6.GB de nieuwe Bruggenhoofdcommandant worden [1]. In feite was de bedoeling dat er sprake zou zijn van aflossing van de veiligheidsbezetting door 6.GB. Het is niet helder of in die gedachtegang een wijziging is gekomen vlak voor de inval, en de veiligheidsbezetting gehandhaafd zou blijven naast 6.GB. Volgens de stafverslagen van Groep Kil was echter sprake van aflossing van de bruggenhoofdbezetting door het grensbataljon. Hoewel met de geprojecteerde aflossing een betere bezetting van deze cruciale positie zou worden gevormd, achtte men de veiligheidsbezetting van het Bruggenhoofd kennelijk toch te zwak. Die conclusie zou men vooral kunnen trekken uit de gebeurtenissen tussen 6 en 10 mei.
Op 6 mei bezocht Winkelman de Groep Kil en schouwde gezamenlijk met de Groepscommandant de zuidzijde van het kantonnement. Op 7 mei ontving ook Groep Kil de telex met het algemene bevel dat alle verloven ingetrokken werden. Er waren aanwijzingen dat de Duitsers ieder moment konden binnenvallen. Op 8 mei werd ineens een inspectie uitgevoerd van het Bruggenhoofd door de luitenant-adjudant [Groep Kil] D. de Vries om te bezien of en waar er eventueel versterkingen konden worden gehuisvest [100c, 192]. Eveneens op 8 mei werden bevelen uitgegeven om posten uit te zetten op het Eiland van Dordrecht tegen luchtlandingen rond de hoofdwegen [1, 8, 100c]. Ten noorden van de bruggen werden op bevel van de C-VH zware mitrailleurs bij de betonnen weg geplaatst, en een mobiele patrouille met zware mitrailleur werd bij Maasdam op constante paraatheid gehouden [1, 192]. Ten zuiden van de bruggen werd een sectie van 12MC belast met deze pikettaak [195], en zo ??n 250 meter zuid van de verkeersbrug bij de weg geposteerd. Deze maatregelen dienden dagelijks gedurende de periode van 0330 ?? 0800 uur van kracht te zijn.
Toen op 9 mei de hoge staat van paraatheid weer werd gematigd, bleven voornoemde maatregelen voor beveiliging van de hoofdwegen van kracht. Onduidelijk is of dat op bevel van de C-VH geschiedde of op initiatief van de Groepscommandant. De luitenant-adjudant de Vries schouwde op die dag zelf de genomen maatregelen tegen vijandelijke vliegtuigen, en verkende vervolgens opstellingsplaatsen voor waarnemingsposten die zich moesten inspannen alle in het gebied gelande vliegtuigen te melden. Of er een correlatie tussen het bezoek van de OLZ op 6 mei en de vele extra maatregelen bestond, komt niet helder uit de bronnen naar voren, maar de suggestie gaat er wel vanuit. De extra wegbeveiligingen bleven ondanks de intrekking van de status van 7 mei immers intact, en er werden initiatieven ontwikkeld om versterking van het Bruggenhoofd Moerdijk voor te bereiden. Het heeft er alleszins de schijn van dat de OLZ en zijn staf op 6 mei ingezien hebben dat de deur naar het zuidfront bepaald niet potdicht zat en dat men duurzame maatregelen ter verbetering wenste.
De op 9 mei ge nitieerde instructie aan het Veldleger dat in de loop van de nacht van 10 mei de hoogste graad van strijdvaardigheid zou moeten intreden, was door de C-VH niet aan de beide Groepscommandanten in Vesting Holland doorgegeven [1, 7, 192]. Hij achtte het zuidfront niet direct bedreigd en wilde kennelijk de manschappen aldaar maximale nachtrust bieden. Zodoende was in het Bruggenhoofd Moerdijk sprake van ??normale ?? strijdvaardigheid. Dat hield in dat er geen bijzonder maatregelen van beveiliging waren genomen. Daarbij was een uitzondering ?? zoals al zo ven genoemd ?? dat de plaatsing van zware mitrailleurs op de wegen en de wachtpiketten [bij de bruggen en in Zevenbergsche Hoek] bleven bestaan. Bovendien waren de batterijen luchtdoelartillerie w l in hoogste staat van paraatheid [8, 303], daar dit voor de luchtafweer vanwege neutraliteitshandhaving verordonneerd was.
De dislocatie der onderdelen binnen het bruggenhoofd was in de nacht van 9 op 10 mei 1940 als volgt:
Onderdeel/functie | Naam (commandant) | Dislocatie 10 mei 0400 uur |
Commandant Bruggenhoofd | Res Kapt J. Marijnen | Bureau Steenweg, Moerdijk |
Telefoonwacht 10 mei | Res Kapt A. Adriaansen* | Bureau Steenweg, Moerdijk |
C-3-III-28RI | Res Kapt W. van Ingen | CP station Lage Zwaluwe |
1-3-III-28RI | Res 1e Luit B. van Boxtel | Boerderij Lochtenburg, zuidwest hoek |
2-3-III-28RI | Res 2e Luit P. de Jong | Hoeve Versluis, Bredasche Weg, zuidhoek |
3-3-III-28RI | Vnd C. de Weerd | Westzijde dorp, Lage Zwaluwe |
4-3-III-28RI | Sgt P. Zonneveld | Tegenover station Lage Zwaluwe |
C-12MC | Res Kapt N.L.J. Muller | CP station Lage Zwaluwe |
1-12MC | Sgt H. Voskuilen | Boerderij Lochtenburg, zuidwest hoek |
2-12MC | Sgt Laarakker | Boerderij Quanjerhoeve, westhoek |
3-12MC | Res Kapt A. Adriaansen* | Boerderij Versluis, bij CP Bruggenhoofd |
4-12MC | Res 1e Luit J. Broekman | Op verkeersweg, 250 m zuid van brug |
Sie 28 Bt 6-veld | Res 1e Luit F.P. de Jager | Bredasche Weg, 500 m zuid van dorp |
VED Veer 2C | Res Kapt G. Janssen | Haven Moerdijk |
19 Bt LuA | Res 1e Luit E. Faber | Zuidoostzijde dorp Moerdijk en havenzijde |
83 Pel LuMi | Vndg W.J.G. van Mourik | Oost van verkeersweg, 200 m van verkeersbrug |
82 Pel LuMi | Res 1e luit S. Reitsma ** | Oost van spoorbaan, 100 m van dijk |
Kantonnenmentswacht | Groepscommandant 3-3-III-28RI | Noordzijde Zevenbergsche Hoek aan spoor |
* Res Kapitein Adriaansen was in april 1940 tot kapitein bevorderd. Hij zou (elders) een eigen commando krijgen, maar was in afwachting daarvan commandant rechter groep, waaronder vielen 1-3-III-28RI en 1e en 2e sectie 12MC. Tot voor zijn bevordering was hij sectiecommandant geweest van de 3e sectie en plv.c.12MC.
** Tevens commandant luchtverdedigingspunt Willemsdorp
Duits aanvalsplan
Een buitengewone deugd (voor de onderzoeker) is het dat van II./FJR1 een uitgebreide bataljonsrapportage is gevonden [464], die heel duidelijk schetst hoe het aanvalsplan tot op compagniesniveau tot ontwikkeling diende te komen. Daarom kan een helder beeld worden gegeven aan de lezer over de Duitse plannen.
[464] De Duitse overval op de sector rond de Moerdijkbruggen zou worden uitgevoerd door II./FJR.1, onder commando van de Hauptmann Fritz Prager. Het bataljon bestond uit de 5e, 6e, 7e en 8e Kompanie, waarvan de laatste de zware wapenscompagnie was. Uit het bataljonsverslag blijkt dat de vier 8 cm mortieren achter bleven in Duitsland, omdat de BC het noodzakelijk achtte dat aan beide kanten van de bruggen twee J gerkompanies zouden opereren. De vier mortiergroepen zouden dus als reguliere J ger worden ingezet.
[464] Ten noorden van de bruggen werden de twee laagste compagnie n afgezet, ten zuiden van de bruggen de beide andere compagnie n en de bataljonsstaf met verbindingspeloton. De exacte landingslocaties waren voor 5e Kompanie ten noorden van de verkeersbrug (noord van de bebouwing van Willemsdorp) en voor de 6e Kompanie in de velden ten oosten van de spoorbaan. Voor het zuidelijke inzetgebied gold dat de 7e Kompanie onder de beide landhoofden der bruggen zou worden afgezet en de 8e Kompanie verdeeld over een landingsterrein ten oosten van de spoorbaan en ten westen van de verkeersweg (ofwel oost van het dorp Moerdijk). De bataljonsstaf en verbindingseenheid [min de Trupps die bij de compagnie n waren ingedeeld] werden even ten zuiden van de 7e Kompanie geprojecteerd.
[464] Hoofddoel was de verkeersbrug. De 5e Kompanie zou deze vanuit het noorden benaderen, de 7e Kompanie met twee pelotons vanuit het zuiden. Aangezien alle vier de Kompanies een speciale Pioniersstosstrupp van enkele manschappen hadden, zouden die de technische aangelegenheden behartigen, zoals het eventueel opblazen of verwijderen van brugversperringen en het onschadelijk maken van de ontsteking en lading. Bij de 5e Kompanie lag terzake de taak om de verkeersbrug kazemat zo spoedig mogelijk uit te schakelen, omdat daar de ontstekingskast van de bruglading werd vermoed. Beide Kompanies moesten uiteraard in eerste instantie met de directe verdediging rondom de bruggen afrekenen.
[464] Het subsidiaire hoofddoel was de spoorbrug. Deze zou vanuit het noorden door de 6e Kompanie worden ingenomen, waarbij men de brugkazemat n de brugladingen tot doel had. Vanuit het zuiden zou de resterende Zug van de 7e Kompanie de brug bestormen.
[464] De 8e Kompanie had als enige een taak die de bruggen in het geheel niet betrof. Zij zouden met twee pelotons de weerstandnesten rond het zuidelijke landhoofd (inclusief station) zuiveren en deze bezetten en ter verdediging inrichten. E n der pelotons, ingezet als normale J ger zoals al gezegd, had tot taak om zich tegen het dorp Moerdijk teweer te stellen, zodat vanuit het dorp geen tegenacties richting bruggen zouden kunnen worden ondernomen. De bataljonscommandopost zou onder de verkeersbrug worden opgezet.
[464] Nadat de hoofdoelen bereikt zouden zijn, zou het zwaartepunt van de verdediging van het bereikte bruggenhoofd in het zuiden komen te liggen. Direct na het zekeren van de bruggen tegen vernieling, zou de 7e Kompanie zich samen met de reeds tegen Moerdijk aanliggende Zug van 8./FJR1 inspannen het dorp van Nederlandse eenheden te zuiveren. Vervolgens zouden zij de sector van verkeersweg tot en met het dorp ter verdediging inrichten. De beide pelotons van 8.Kp zouden de centrale as van het bruggenhoofd afsluiten, zoals zij reeds in eerste fase deden, maar in de tweede fase een vooruitgeschoven positie innemen. De 6e Kompanie zou de linkerzijde van het bruggenhoofd - van spoorbaan in een boog tot aan het Hollands Diep - bezetten. De bataljonscommandopost zou in een gunstige positie in het hart van het bruggenhoofd komen (c.q. blijven). Alleen de 5e Kompanie zou ten noorden van de bruggen de verdediging van dat deel van het bruggenhoofd voor haar rekening nemen.
0400 - 0450 uur: dorp Moerdijk
Het was rond 0415 uur dat Duitse verkenners zich boven het Bruggenhoofd vertoonden, waarop 19.Bt LuA actief werd [303]. Rond 0430 kwamen de eerste aanvalsvliegtuigen, daarna een groter verband bommenwerpers en jagers, vrij spoedig gevolgd door de hele vloot Ju-52, die weer door enige jagers werd ge scorteerd.
Enkele bommenwerpers die ruim voor de transportvloot uit waren gevlogen namen diverse doelen onder handen. De eerste bommen vielen rond het barakkenkamp en de vlakbij gelegen batterij Vickers 7.5 tl no.1 in Moerdijk [100c, 303]. Ook rondom Zevenbergsche Hoek en Lage Zwaluwe werden de stellingen van de eenheden ?? die nog in hun kwartieren elders lagen ?? met enkele bommen bestookt [100c, 195]. Bovendien vielen de Luftwaffe bommenwerpers de pelotons luchtdoelmitrailleurs bij de bruggen aan [305]. Jagers bestookten ondertussen alles wat ze zagen lopen of rennen op de grond en mitrailleerden met enfilerend vuur alle loopgraven die ze konden onderscheiden. Die loopgraven waren overigens onbezet.
De 19e Batterij Luchtdoel Artillerie had de beschikking over drie stukken Vickers van 7,5 cm, waarvan echter het tweede stuk al een eerder gerapporteerde storing in de elektrische overbrenging vertoonde [303]. Het was daarom niet vuurgereed. De beide in de batterij aanwezige Spandau mitrailleurs voor bescherming tegen laag vliegende toestellen waren niet opgesteld omdat er nog geen munitie voorhanden was en de hoge affuiten ontbraken [303]. De batterij had een aantal stagiaires in de gelederen, en was daarom goed voorzien van (aspirant)officieren. Maar liefst twee vaandrigs [van Dalfsen, jhr. Vegelin van Claerbergen) had men in de bezetting naast de batterijcommandant, de 1e luitenant Faber en plaatsvervangend commandant, de 1e luitenant Van Teeckelenburgh. Daarnaast 99 minderen [8]. De batterijbezetting was uitgerust met karabijnen met ieder twee 5-schots clips op de man. De stukken waren opgesteld op enige afstand van het kleine barakkenkamp, waarin de parate batterijmanschappen hun kwartier hadden. Het hoofdkamp was gebouwd op de fundamenten van het voormalige oostelijke station, aan de noordoostzijde van het dorp en daar was de rustploeg en de verzorgdende staf ondergebracht. De opstellingsplaats van de stukken was achter de (huidige) Klaverpoldersweg, in de winkelhaak daarvan, tussen (goederen)spoor en de voornoemde weg. Op het oude spoortalud stonden twee kleine barakken voor de parate ploeg. Het barakkenkamp met de rustploeg was vlakbij de Havenkant die naar het haventje van Moerdijk leidde, en ook dichtbij het gemaal dat voor de inundatiestelling van belang was. De locatie van de batterij wordt vaak in historische bronnen onjuist geduid, nabij het voormalige station. Het was dus echter aan de zuidoostzijde van het dorp.
Rond 0400-0415 verscheen een eerste hoogvliegende verkenner boven het Bruggenhoofd, welke direct door de batterij onder vuur werd genomen. Het betrof hier vrijwel zeker een staftoestel van KG.4 [van de taskforce Gruppe Putzier] die de bombardementen rond het zuidfront op zich zou nemen. Spoedig volgden de eerste aanvalsvliegtuigen die de instructie hadden de luchtafweer, stellingen en de legeringen te bombarderen en mitrailleren [59, 500]. De batterij stond tijdens de parate nachtbezetting onder commando van vaandrig (jhr.) Vegelin van Claerbergen. Hoewel de batterij conform centrale instructie in hoogste graad van gevechtsgereedheid was, waren zowel de batterijcommandant als zijn plaatsvervanger in hun kwartier aan de Steenweg ?? hetgeen apert tegen de geldende instructies was [8]. De commandant had kennelijk in de aanwezigheid van de beide aspirant-officieren een kans gezien om de batterijofficier meer rust te gunnen, in plaats van aan zowel commandant als batterijofficier een stagiair te koppelen.
Toen na 0430 uur de eerste aanvalsvliegtuigen boven het bruggenhoofd verschenen, waren de luchtafweerstellingen de eerste doelwitten die gezocht werden. De batterij was niet beschermd en niet ingegraven omdat de opstelling ervan een neutraliteitsopstelling was. Het tweede stuk [in de batterij opstelling werden de stukken genummerd hetgeen voor geleid vuur essentieel was] had een storing die veroorzaakt werd door slecht contact in de sleepringen die voor verbinding met de kaarthoekklok vanuit de vuurleiding zorgden. Zodoende kon het stuk niet geleid vuren, en was als daarom niet in gebruik. Na enkele salvo ??s kreeg bovendien het eerste stuk een vastloper. Zodoende bleef slechts het derde stuk over.[303]
19.Bt LuA werd als eerste doelwit in de sector aangevallen door een Ju-88 ( ), die de batterij in duikvlucht bombardeerde. Twee bommen vielen midden in de batterij en schakelden door kabelbreuk de vuurleiding uit. De batterijmanschappen vlogen in blinde paniek uit elkaar, en het kostte de vaandrig de nodige moeite een ieder weer in het gareel te krijgen. Gewonden liet hij direct afvoeren naar het barakkenkamp. Met getrokken revolver herstelde hij de tucht.[303]
( ) Het is een aanname van auteur dezes dat dit vermoedelijk een Ju-88 betrof. In principe waren het de Ju-88 bij III./KG.4 (en die van KG.30 elders) die primair waren ge nstrueerd met duikaanvallen de luchtafweer uit te schakelen. Hoewel vaak van Stuka [een term die in de regel met een Ju-87 wordt verbonden] werd gesproken in verslagen, was er slechts n Gruppe Ju-87 Stuka ??s actief boven Nederland op 10 mei [IV/LG1] en die had vooral taken op te treden in de regio Rotterdam. Zij waren niet verbonden aan de Gruppe Putzier, die was bedoeld om de luchtlandingen direct te ondersteunen. Bovendien wordt in verslagen telkens gesproken van het lossen van twee bommen per duikaanval, hetgeen voor een Ju-87 hoogst ongebruikelijk was. Het markante gehuil van de cyclonen in de landingsgestellen van de Ju-87 wordt ook in geen enkel verslag gemeld. Alles bij elkaar duidt het niet op een Ju-87, maar meer op een Ju-88 aanval.
[303] Vlak na deze gebeurtenis arriveerden de beide luitenants per fiets in de batterij, en 1e luitenant Faber nam direct het bevel van de vaandrig over. Hij nam persoonlijk het stukscommando van het laatste werkende stuk, dat nu slechts ongeleid stukkenvuur kon geven. Dat vuur was alleen voor het moreel van belang, want met tijdontstoken granaten was er zonder vuurleiding slechts een zuiver theoretische trefkans. Toen vervolgens een tweede bomaanval op de batterij werd ondergaan, met een serie van vier (of acht) 50 kg bommen, was de koek op. Luitenant Faber was bij deze aanval zelf door een scherf gewond geraakt. Plaatsvervangend commandant reserve 1e luitenant Van Teeckelenburgh nam het effectief commando over, en liet na afstemming met luitenant Faber de batterij onmiddellijk evacueren toen hij de inmiddels landende parachutisten waarnam. Men zou zich vanuit het barakkenkamp verder verdedigen. Het derde stuk werd onklaar gemaakt door de slagpin uit te nemen. Het ontbrak de batterij aan een lang aftrekkoord om de stukken met een granaat te doen exploderen. Bovendien stond het defecte tweede stuk nog onder dekzeilen en was het eerste stuk wegens de vastloper op geen enkele manier middels de klassieke methode te vernielen. Of men zo gogem was van de beide andere defecte stukken k de slagpin te verwijderen, is maar sterk de vraag. Uit Duitse verslagen blijkt dat men in elk geval probleemloos het derde stuk, waarvan de pin was verwijderd, aan de praat kreeg. Luitenant Van Teeckelenburgh schoot wel twee revolvermagazijnen leeg in de vuurleiding, zodat deze duurzaam vernietigd leek. Ook werd de hoogtemeter met enkele karabijnschoten onklaar gemaakt. Hierop werd de batterij ge vacueerd en trokken de laatst overgebleven manschappen richting barakkenkamp, waar de rustploeg [die de dagploeg was voor de 10e mei] onder leiding van vaandrig van Dalfsen al met de karabijn op de overvliegende vijand had geschoten. De schaarse munitie op de man ?? drie karabijnmagazijnen ?? was zo goed als verschoten. De kist met karabijnmunitie die in het kamp nog voorhanden was kreeg men in de opwinding niet open, mede omdat de schroeven verroest waren. Het paste allemaal in een plaatje van een onderdeel dat op geen enkel punt gereed en paraat was voor oorlog ?
Daarmee was ten zuiden van het Hollands Diep een vroegtijdig einde gekomen aan de luchtdoelartillerie.
[100c] De Bruggenhoofdcommandant, de kapitein Marijnen [oorspronkelijk C.11MC], werd gewekt door de eerste schoten van 19 Bt. LuA die gericht waren op een Duitse verkenner boven het Bruggenhoofd. Marijnen achtte het niet direct noodzakelijk zich aan te kleden, omdat het wellicht een routinematige neutraliteitshandhaving betrof. Pas toen minuten later het eerste grote eskader aanvalsvliegtuigen verscheen, besloot hij zich onmiddellijk van zijn kwartier naar zijn bureau aan de Steenweg [no. 44] te begeven. Dit was gelegen aan de zuidoostzijde van het dorp, een paar honderd meter van de KMAR kazerne aan de Steenweg. Onderweg nam de kapitein de landing waar van parachutisten in het gebied tussen de landhoofden en het dorp, alsmede ter hoogte van Lage Zwaluwe.
[100c, 195] Op het hoofdkwartier had de plv.C van 12MC, de reserve kapitein A. Adriaansen, telefoonwacht ( ) en deze was dus ter plaatste om de eerste berichten te ontvangen en eventueel te kunnen verzenden. Het Bruggenhoofd was via Moerdijk verbonden met het hoofdkwartier van Vak Wieldrecht bij Amstelwijck, dat op zijn beurt middels de PTT grondkabels en een zinker verbonden was met de Groep Kil. Bij aankomst op zijn hoofdkwartier constateerde Marijnen dat er door Adriaansen nog geen telefonische contact met de Groep Kil was gemaakt, en benadrukte dat dit essentieel was. Via Amstelwijck kon tenslotte contact gemaakt worden met Groep Kil en werd rapport gemaakt van de Duitse activiteiten binnen het Bruggenhoofd. Er werd geantwoord dat stand moest worden gehouden.
( ) Reserve Kapitein Adriaansen was sectiecommandant bij 12MC en commandant van het rechter gedeelte van het Bruggenhoofd bij Rode Vaart. Wegens deze telefoonwachtdienst tijdens de landing dus niet op zijn eigen post. Hij was vlak voor de meidagen bevorderd en stond op de nominatie om MC commandant te worden bij een ander onderdeel.
Terwijl men telefonisch rapport maakte van de gebeurtenissen, meldde de vlakbij de Haven ingekwartierde 1e luitenant F.P. de Jager van de sectie 6-veld zich bij de Bruggenhoofdcommandant en verzocht om instructies [100c, 130]. Deze werd te verstaan gegeven dat hij zich werkzaam moest maken ??waar hij dat nog kon ??. Ondertussen besloot Marijnen dat het zaak was zijn geheime stukken direct te verbranden, en zulks geschiedde. Daaronder waren instructies van 9 mei voor de commandant van 6.GB en geheime telefoonlijsten [1]. In de kachel op het bureau werden ze tot as verstookt.
[100c] Na deze eerste spoedmaatregelen besloot Marijnen dat het wijs zou zijn zich naar zijn Bruggenhoofdcommandopost bij de Hoeve Versluis aan de Bredasche Weg te begeven, zo ??n 1,500 m zuid van het dorp Moerdijk. Zijn sergeant-toegevoegd en hij begaven zich per fiets langs de Steenweg en Bredasche Weg richting het zuiden. Aan het einde van de Steenweg, in open terrein, werden beiden direct in dekking gedwongen door een mitraillerende Messerschmitt jager. Terwijl de kapitein in de berm dekking zocht, nam hij een massale dropping van parachutisten waar ten noorden van de Moerdijkbruggen. Hierop besloot de kapitein dat dit direct aan de Groep Kil gemeld moest worden, en keerde terug naar zijn hoofdkwartier. Kennelijk achtte hij het niet zinvol zijn sergeant-toegevoegd deze missie op te dragen en zelf zijn weg naar de CP te vervolgen. Opnieuw bij zijn bureau aangekomen maakte hij melding aan de commandant Groep Kil wat hij had waargenomen. Overigens is het correct dat de 5e en 6e Kompanie - die bij Willemsdorp werden afgeworpen - fractioneel eerder landden dan de twee Kompanies en Bataljonsstaf die ten zuiden van de bruggen zouden landen [464].
[171] De groep pontonniers van veerdienst 2C ?? onderdeel van de veerdienst Hollands Diep [VED Hollands Diep] die gevormd werd door veer 2C te Moerdijk en veer 1B te Willemsdorp ?? werd gealarmeerd door haar eigen wachtpiket bij de schepen. De manschappen hadden een onderkomen in het gevorderde schip ??Mathilde ?? dat in het haventje lag. De gewekte veercommandant [sergeant der pontonniers D. Visser] trommelde de pontonniers direct op. De commandant van de veerdienst was de reserve kapitein der pontonniers G.M. Janssen, die in Hotel van Kinderen in het dorp zijn kwartier had. Hij begaf zich onverwijld naar de haven toen de eerste salvo ??s van de luchtdoelbatterij hem ter oren waren gekomen. De sergeant Visser had onderwijl de manschappen uit laten rusten met rantsoenen, wapens en munitie.
[171] De kapitein instrueerde sergeant Visser de manschappen aan de wal te brengen en een beveiligde perimeter uit te zetten. Hierop posteerde de sergeant enkele manschappen bij de (twee) uitgangen van de haven waarbij de enige beschikbare lichte mitrailleur werd ingedeeld, en de rest achter de havenloodsen. Met bouw- en slooppuin in de haven liet Visser weringen maken. De grotere schepen [woonark ??Mathilda ??, motorboot ??Amazon ??, de ??Jan ??, de ??Johan ?? en de sleepboot ??Bona Spess II ??(3)], de stoompont [ ??Dordrecht ??] en de vlotten waarover men beschikte werden ondertussen door personeel van de veerdienst vaargereed gemaakt, zodat onmiddellijk vertrokken kon worden indien dit gewenst was.
(3) De Bona Spess II, een sleepboot, komt later nog prominent terug bij de gebeurtenissen op de Oude Maas bij Barendrecht. Deze sleepboot bestaat heden nog altijd.
Bijzonder genoeg waren het de niet-gevechtstroepen van de maritieme genie die zich het best voorbereiden van alle onderdelen binnen het Bruggenhoofd. Spoedig zou blijken dat die degelijke voorbereiding gevolgd zou worden door bijpassende onverzettelijkheid.
0400 ?? 0450 uur bij de bruggen
[305] Vlak ten zuiden van de landhoofden stonden de twee pelotons luchtdoelmitrailleurs. Beide pelotons hadden de vier beschikbare M.25 Spandau mitrailleurs opgesteld in putten met een aarden walletje rond de opstelling. Daarmee was enige bescherming tegen scherfwerking van bommen geboden voor de bediening. Beide pelotons hadden een dubbele bedieningsbezetting [van tweemaal acht man] voor de stukken plus een onderofficier als commandant. Bij 83 Pel LuMi waren echter 19 in plaats van 17 man aanwezig.
[305] Circa 250 meter ten zuidoosten van de verkeersbrug stond 82 Pel LuMi in stelling onder leiding van de sergeant Stradman. Toen rond 0400-0415 uur het vuurbevel werd gegeven wegens laag overkomende vijandelijke toestellen bleek slechts een van de vier mitrailleurs probleemloos te werken. De andere drie wapens haperden aanzienlijk. Vrijwel tegelijkertijd met het nabij gelegen 83 Pel LuMi werd de opstelling van 82 Pel LuMi door een bommenwerper aangevallen. Enkele 50 kg bommen explodeerden rondom de opstelling. Geen schade werd aangericht, maar de schrik sloeg in de benen. Omdat de andere stukken slecht werkten besloot de pelotonscommandant om alleen het goedwerkende stuk bediend te laten en de overige manschappen achter de dijk in dekking te laten gaan. Naast de opstelling landde een groep van ca. 12 man onder Oberj ger Michel van het eerste peloton van 7./FJR1 [458]. Toen de parachutisten even ten zuiden van de opstelling geland waren, en zich waarneembaar richting opstelling van het peloton begonnen te verplaatsen, was het pleit echter snel beslecht. Tijdens de korte strijd sneuvelde niemand. Desondanks sneuvelden later op de morgen twee man van het peloton [31]. De korporaal Abrahams kwam om tijdens een artilleriebeschieting door (vermoedelijk) 25AA op het inmiddels door de Duitsers bezette barakkenkamp in Willemsdorp, waar ook vele krijgsgevangenen waren ondergebracht. Soldaat Verheul sneuvelde tijdens het krijgsgevangenentransport vanuit Moerdijk naar Willemsdorp. Door Nederlands artillerievuur werd hij dodelijk getroffen op het noordelijke landhoofd.
[305] Oost van het spoor en direct aan de dijk stond 83 Pel LuMi opgesteld. Toen op de eerste laagvliegende toestellen werd gevuurd, bleek ook hier dat het materieel weinig betrouwbaar was. Slechts n Spandau werkte naar behoren, een tweede haperde en de andere twee stukken werkten in het geheel niet. De storingen konden niet worden opgelost, zodat de vuurkracht direct gehalveerd was. Vaandrig van Mourik ?? toegevoegd aan de commandant van het Luchtverdedigingspunt Willemsdorp [reserve 1e luitenant S. Reitsma], die puur toevallig in de stelling was [beide pelotons LuMi werden door dpl sergeanten geleid, voor 82 Pel LuMi sgt Stradman, voor 83 Pel LuMi onbekende sergeant] ?? reed ondertussen richting Willemsdorp om extra karabijnmunitie te halen. Kans om terug te keren zou hij niet krijgen. De manschappen bleven zodoende slechts met twee clips karabijnpatronen per man uitgerust en dat zou spoedig te weinig blijken.
[305] Zonder zichtbare uitwerking werd inmiddels vanaf 0415 uur op de laagvliegende toestellen gevuurd tot dat rond 0445 uur een bombardement op de opstelling werd ondergaan waarbij een 50 kg bom op slechts enkele meters van de opstelling viel. Hoewel geen slachtoffers vielen, waren de twee werkende mitrailleurs vernield. Vlak na dit voorval [tussen 0450-0500] lieten drie Ju-52 hun parachutisten [2e Zug 7./FJR1] uit vlak boven het peloton [305, 458], waarop de pelotonscommandant direct de manschappen richting dijk dirigeerde voor de verdediging met een gedekte rugzijde. De spoedig opdringende Duitsers [Zug van Leutnant Lehmann][458] overmeesterden de manschappen echter nadat de schaarse munitie was verschoten. Het peloton had geen slachtoffers te betreuren. Later die dag zou echter de soldaat G.L. Wolf van het peloton omkomen [31]. Hij raakte dodelijk gewond in krijgsgevangenschap in het barakkenkamp Willemsdorp door artillerievuur van (vermoedelijk) 25AA uit de Hoekse Waard. Tijdens transport naar een verbandplaats in Tweede Tol overleed hij.
[305] Even ten zuiden van de opstelling van 82 Pel LuMi stond een sectie zware mitrailleurs als paraat piket naast de rijksweg opgesteld. Tot 9 mei was deze taak aan de 3e sectie toebedeeld geweest, maar op de 9e was besloten door de C-12MC dat de 4e sectie deze taak zou uitvoeren [195]. De sectie was met drie ongedekt opgestelde M.18 machinegeweren aan weerszijde van de weg gepositioneerd. Toen de bommenwerpers en jagers op de posities in het Bruggenhoofd neerdoken, waren de manschappen in dekking gegaan, en dus op geruime afstand van de stukken. Voordat zij zich weer bij de stukken hadden kunnen begeven, waren deze door de eerste Duitse parachutisten ?? die bijna bovenop de positie landden ?? al ingenomen, en besloot 1e luitenant Broekman onmiddellijk tot de overgave. Dat gebeurde rond 0415-0425 uur.
[458] Ook de piketten bij de brug zelf waren kansloos tegen de overmacht van vele tientallen goed bewapende parachutisten die direct na hun landing en bewapening de sector rond de brug professioneel van weerstand zuiverden. Bij de verkeersbrug trad een deel van het eerste peloton van 7./FJR1 onder Oberj ger Michel direct op tegen de paar wachten bij het stenen gebouw dat als wachtlokaal fungeerde. Deze gaf zich direct over, en hierop doorzochten de Duitsers het gebouw op slagsnoeren, die uiteraard niet gevonden werden. Manschappen van het eerste peloton onder Leutnant Tietjen drongen daarop voorwaarts over de brug. Deze eenheid, met enkele pioniers in haar midden, had als taak de ladingen onschadelijk te maken. Deze eenheid zou verliezen lijden bij haar voorwaartse beweging, maar dit wordt bij Willemsdorp nader besproken.
[458] Bij de spoorbrug was het tweede peloton [Leutnant Lehmann] direct betrokken bij de overrompeling van de wacht aldaar, die zich vrijwel onmiddellijk gewonnen gaf. Een groep onder Oberj ger Gajewski ?? dezelfde die 83 Pel LuMi had uitgeschakeld ?? drong onmiddellijk hierna op via de spoorbrug. Deze groep werd daarbij sterk gehinderd door zwaar mitrailleurvuur vanuit de noordelijke kazemat bij de verkeersbrug, maar halverwege de spoorbrug was dat vuur niet langer mogelijk daar het uiterste (linker) bereik van dat wapenpunt was bereikt. Hierop drong men verder voorwaarts en kwam ter hoogte van de pier ?? op tweederde van de brug vanuit zuidelijke richting ?? in contact met manschappen van 6./FJR1 die noordelijk van de brug het landhoofd inmiddels hadden ingenomen.
Rond 0515 uur waren de bruggen zelf geheel vrij van Nederlanders en hergroepeerden de Duitse parachutisten zich - met uitzondering van de taakgerichte groepen op de bruggen zelf - rond het zuidelijk landhoofd [458].
0450 - 0500 uur de luchtlanding
Tussen 0450 en 0500 kwam de grote golf Ju-52 [volgens sommige tellingen 21 stuks] [100c] transporttoestellen over het bruggenhoofd en dropte twee compagnie n parachutisten [7./ en 8./FJR1] alsmede de bataljonsstaf en verbindingsgroep midden in het bruggenhoofd, achter de buitenverdediging. Er waren drie concentraties waar te nemen. E n ten westen van Lage Zwaluwe precies ten zuiden van beide bruggen, n kleine ten zuidoosten van het het dorp Moerdijk [vermoedelijk het peloton van 8./FJR1 dat Moerdijk moest innemen] en de grootste concentratie tussen de verkeersbrug en het dorp Moerdijk. De gelande Duitse sterkte was rond de 300 man sterk [458, 464], mogelijk iets minder. De Duitse eenheden concentreerde zich snel en verdeelden zich daarna in eerste instantie in twee taakgerichte groepen. 7./FJR1 trok offensief richting landhoofden, en 8./FJR1 beveiligde richting het dorp Moerdijk, het station en Lage Zwaluwe [458, 464]. Nadat de bruggen vrij van verdedigers gemaakt zouden zijn, zou een derde aanvalsgroep richting Station Lage Zwaluwe trekken en zou een deel van 7./FJR1 bij de aanval op Moerdijk assisteren [458, 464].
Het voortbestaan van het gehele Bruggenhoofd was al direct na de Duitse landing in groot gevaar. De in de kwartieren gewekte manschappen verzamelden zich zo goed en zo kwaad dat ging, en onder leiding van de aanwezige officieren werd aan alle kanten ge mproviseerd. Door de landingen van de parachutisten midden in het bruggenhoofd, was het verdedigingsplan direct failliet. Alle stellingen waren gebouwd met de doctrine in het achterhoofd dat er buitenwaarts verdedigd zou worden. Bovendien waren artillerie ondersteuningen voorbereid op afsluitingsvuren buiten de Bruggenhoofd sector. Richting hart van het Bruggenhoofd ?? waar nu juist alle parachutisten waren geland ?? was nauwelijks een voorbereide gedekte vuurpositie mogelijk. Bovendien waren er wegens het ontbreken van de hoogste graad van strijdvaardigheid, met uitzondering van de manschappen van de 4e sectie 12MC alsmede enkele piketten bij de bruggen en bij het station te Lage Zwaluwe, geen troepen paraat in de stelling. [100c, 195]
De strijd zou vanwege de landingen binnen de perimeter een sterk excentrisch patroon volgen. Daarom wordt per sector en per tijdseenheid de ontwikkeling gevolgd zodat een ruimtelijk en chronologisch beeld ontstaat.
0400 ?? 0530 uur rechter deel Bruggenhoofd
[100c, 195] Het rechterdeel van de stelling werd gewekt door de eerste schoten van de luchtafweer en detonerende bommen. In dit gedeelte van het Bruggenhoofd waren twee secties van 12MC geplaatst die de open vlakte en toegangswegen richting Zevenbergen [het zuidwest front] dekten. De 1e sectie had kwartier in hoeve de Lochtenburg, west in het bruggenhoofd tegenover de Losekaatspolder. De 2e sectie had kwartier bij de Quanjerhoeve in de zuidwest hoek van het bruggenhoofd langs de Lapdijk. Daarnaast was de 1e sectie van 3-III-28RI [1e luitenant W. Haars] ?? ook ingekwartierd in Hoeve Lochtenburg ?? bedoeld om de infanteriestellingen langs de westzijde van het bruggenhoofd te bezetten.
[195] Ook in deze sector zochten de Luftwaffe roofvogels naar prooi. Enkel bommen werden afgeworpen op de stellingen van de eerste sectie MC, maar deze bommen ontploften niet, vermoedelijk omdat zij te laag waren afgeworpen. En hoewel de stellingen eveneens werden gemitrailleerd, was er geen sprake van slachtoffers of schade, omdat de manschappen nog bij de kwartieren waren tijdens deze eerste aanvalsgolf.
0400 ?? 0530 uur linker deel Bruggenhoofd
[100c, 195] In het dorp Lage Zwaluwe (4) werd de 3e sectie van 3-III-28RI ?? de enige bezetting die op deze locatie nog aanwezig was ?? gewekt door de eerste oorlogshandelingen. In deze sector werden eveneens rond 0400 uur enkele onbezette stellingen aan de oostzijde van de Schuddebeurspolder gebombardeerd en gemitrailleerd.
(4) Het dorp Lage Zwaluwe lag circa 2,5 km oostelijk van de spoorbrug aan het Hollands Diep. Het station met de naam Lage Zwaluwe lag niet bij het dorp, maar lag circa 2 km ten zuiden van de spoorbrug.
In de westrand van het dorp bevond zich, wegens ontstentenis van de (4e) sectie Vickers zware mitrailleurs, alleen de wegens piketdienst verzwakte 3e sectie van de infanteriecompagnie. Deze sectie had een geweergroep afgestaan voor de stationswacht, en had dus slechts twee lichte mitrailleurgroepen over. Tezamen zo ??n 25 man. De sectiecommandant was echter geheel ongewis van de afwezigheid van de 4e sectie 12MC, die daags ervoor de rol van MC piket op de rijksweg had opgedragen gekregen. Het toont aan dat het schortte aan duidelijk beleid en afstemming, daar de commandant van 12 MC op 9 mei zelfstandig had besloten niet de 3e maar de 4e sectie van zijn MC aan te wijzen voor de pikettaak. Kennelijk zonder enig overleg met de in de sector gelegen infanterie.
De infanteriesectie was een paar honderd meter van haar stellingen aan het oostfront van het Bruggenhoofd gekwartierd. Nadat de sectie rond 0500 uur [het zal er even na zijn geweest] voor het kwartier was verzameld door commandant vaandrig De Weerd, stelde deze zijn manschappen in een ge mproviseerde formatie front west op in afwachting van de vijand.
0400 ?? 0530 uur station Lage Zwaluwe
[100c, 195] Op de centrale as van het Bruggenhoofd, in het verlengde van de beide bruggen, lag de grootste concentratie onderdelen verspreid over een sector rondom de spoorweg en de rijksweg. Ten zuiden van het op de as gelegen station Lage Zwaluwe lag het zuidelijke front van het Bruggenhoofd. Ongeveer 250 meter ten zuiden van die perimetergrens waren asperge versperring op het spoor en (verzonken in) de rijksweg voorbereid. Tussen de perimetergrens en die versperringen lag een kantonnementswacht, een piket dat het spoor bewaakte. Langs het zuidfront van het Bruggenhoofd was de grootste concentratie semipermanente opstellingen geconstrueerd die allen langs de Bredasche Dijk lagen. Uiteraard was iedere opstelling front zuid gericht.
[100c, 130, 195] Binnen de sector lagen twee secties infanterie [2e en 4e sectie 3-III-28RI], de 3e sectie 12MC en de sectie 28 Batterij 6-veld [1e luitenant de Jager]. Bovendien hadden zowel de commandant 3-III-28RI [res. kapitein W. van Ingen] als de commandant 12MC [res. kapitein N.L.J. Muller] hun kwartieren bij het station. De 4e sectie was gekwartierd in de fietsenstalling bij het caf Victor Buys [informatie van veteranen Jobse en Steenvoorden], direct bij het station. De Bruggenhoofdcommandant had zijn CP ingericht bij Hoeve Versluis. Bekend is dat hij echter kwartier had in het dorp Moerdijk en dus niet op post was. De sectie 12MC lag vlakbij de Bruggenhoofd CP. Deze sectie had echter deze nacht een stuksgroep voor de kantonnementswacht bij Zevenbergsche Hoek [in hotel Brabant] geleverd en was dus slechts deels ter plaatse. De 2e sectie van 3-III-28RI [res. 1e luitenant P. de Jong] lag west van het station langs de Bredasche Weg. De 4e sectie [Sgt P. Zonneveld] van dezelfde compagnie lag 50 meter van het station. De stationswacht werd op 10 mei vervuld door een geweergroep van de 3e sectie van de infanteriecompagnie.
[130] De twee stukken 6-veld waren vlakbij de CP aan de Steenweg no. 5 geparkeerd. In principe zouden de stukken de voorbereide semipermanente PAG kazematten kunnen bezetten die bij zowel de rijksweg als de spoorweg waren gebouwd. Zij zouden voorlopig echter ad hoc worden ingezet op een bedreigd frontdeel. Alles bij elkaar genomen had de versterkte sector rond het station met circa 110 man en het enige aanwezige geschut op papier de meeste weerkracht binnen het Bruggenhoofd. [100, 195] Bovendien waren beide kapitein-commandanten vlakbij de troepen ingekwartierd en dus direct beschikbaar voor bevelvoering. Met uitzondering van de stationswacht en de kantonnementswacht bij Zevenbergsche Hoek, waren er echter geen militairen paraat.
[458] De sector op de as van het bruggenhoofd stond op de nominatie door twee pelotons van 8./FJR.1 te worden aangevallen. Die beide pelotons hadden eerst tot taak tijdens de verovering van de bruggen een veiligheidsscherm richting zuiden te vormen, maar als de bruggen waren gezekerd, dienden zij onmiddellijk de zuidelijke loopgravenlinie te veroveren. De bataljonsstaf zou daarbij assisteren.
[100c] Rond 0430 uur werd een ieder vanzelf gewekt door de zware dreunen van 19.Bt LuA en de spoedig toenemende activiteit in de lucht. Zo ook de compagniescommandant van 3-III-28RI de reserve kapitein van Ingen die zijn kwartier bij het station na 0430 uur verliet en tijdens de Duitse landing aan de 4e sectie ?? die inmiddels aangetreden stond ?? en later aan de 2e sectie merkwaardig genoeg opdracht gaf de oorspronkelijke stelling [dus met front zuid] te betrekken. Zijn sergeant-toegevoegd opperde nog om juist noordelijk van de sector een provisorisch scherm te vormen, maar dit werd eenvoudigweg genegeerd door de compagniescommandant. De beweegredenen voor diens merkwaardige bevel zijn niet te achterhalen. De noordelijk van hen landende parachutisten waren door de mannen waargenomen, maar het weerhield de kapitein er niet van front zuid te vormen. Zodoende trok de infanterie rond 0530 uur naar het zuiden van het Bruggenhoofd, met de parachutisten enkele honderden meters achter hen.
[195] De commandant 12MC, reserve kapitein Muller, werd in zijn kwartier in het station pas wakker door de vallende bommen. Toen hij in zijn kwartier beneden kwam was er al een ordonnans van de commandant Bruggenhoofd met de mededeling dat de stellingen onmiddellijk bezet moesten worden. Zelf had de kapitein een drietal soldaten bij zijn kwartier en hij stuurde er eentje naar de 1e en 2e sectie 12MC, die aan de Rode Vaart kwartier hadden, met de mededeling dat de stellingen ook daar direct betrokken moesten worden. Zelf ging hij direct naar het kwartier van de 3e sectie dat noordwest van het station aan de Bredasche Weg lag, bij de Hoeve Versluis. De kapitein stuurde direct de machinegeweren en munitie per auto naar de stelling. De aanwezige manschappen werden naar de stelling gestuurd. In totaal bleven zeven man met hem achter op de naastgelegen CP Bruggenhoofd, waarvan enkele manschappen tot de compagniestaf behoorden. De vijand zelf kon de kapitein nauwelijks waarnemen. Ondanks zijn rang en functie beschikte de commandant van 12MC niet over een verrekijker ?
[130] De manschappen van de sectie 28 Batterij 6-veld waren zonder kader toen men net als de andere onderdelen door de oorlog verrast werd in de kwartieren. De sectiecommandant wachtmeester B.C.A. van Werkhoven en de batterijcommandant reserve 1e luitenant F.P. de Jager waren beiden niet bij hun sectie ondergebracht. De batterijcommandant had kwartier vlakbij de haven, en spoedde zich eerst naar het bureau van de Bruggenhoofdcommandant dat hij op weg naar zijn sectie toch passeerde. Daar ontving hij de vage opdracht ??zich ergens werkzaam te maken waar dat kon ??. In tegenstelling tot de Bruggenhoofdcommandant, gelukte het de artillerieofficier w l om langs de Steenweg bij de CP te geraken, ondanks beschietingen door jachtvliegtuigen. Daar aangekomen had de wachtmeester de manschappen al gereed staan voor opdrachten. In gezamenlijk overleg besloten de kaderleden de stukken ter plaatse in stelling te brengen op het erf van de boerderij [Steenweg no. 5, waar de stukken gestald stonden] en met kartetsmunitie de parachutisten te bestrijden. Bij nader inzien echter besloot de luitenant dat het verstandiger zou zijn zuidwaarts te trekken en dan via de Lapdijk en de rijksweg zuid te trekken en vervolgens westwaarts richting Willemstad terug te trekken [130]. Zodoende werden de stukken aangespannen en reden de bokrijders in galop richting zuiden, gevolgd door de bedieningsmanschappen op de fiets. Vlak voor de kruising van de Dirk de Botsdijk en de rijksweg aangekomen, reed de sectie echter rechtstreeks in het vuur van de parachutisten; vrijwel zeker waren dit manschappen van 8./FJR.1 [464]. Men zocht snel dekking ?
De eerste anderhalf uur ?? een tussenbalans
De eerste anderhalf uur van de oorlog was voor het Bruggenhoofd Moerdijk catastrofaal verlopen. Het feit dat de bezetting pas een maand in de positie was, deed zich gelden. Gebrekkige voorbereiding en co rdinatie, alsmede een weinig doortastende commandant betekende dat direct na de landing iedere sector voor zich streed. Doordat de Duitsers midden in het hart van de positie waren geland, waren met uitzondering van de nog steeds verbonden zuid en west sector, alle onderdelen direct van onderlinge verbanden losgesneden.
Bovendien wreekte zich het feit dat een sectie zware mitrailleurs uit de toch al zwak bezette oostelijke sector voor een piketdienst was onttrokken aan zijn voorziene positie in enkele semipermanente kazematten is het oostfront. Nota bene de enige bezetting die er in de oostelijke sector over bleef ?? de 3e sectie van de infanteriecompagnie ?? had ook al een geweergroep als wachtpiket geleverd voor het station! Door de totale omissie van enige onderlinge afstemming ?? een zaak die de Bruggenhoofdcommandant nadrukkelijk tot zijn takenpakket hoorde te rekenen ?? kon het zijn dat de oosthoek van het bruggenhoofd door slechts 25 man bezet was. Die kleine groep zou zich weerbaar moeten maken tegen een overmacht aan goed uitgeruste parachutisten.
In het dorp Moerdijk zelf was het al niet veel beter gesteld. Door de vrij na eve inkwartiering van kaderleden in het dorp zelf, ver weg van hun onderdelen en commandoposten, kon het bestaan dat onmiddellijk na de Duitse luchtlanding het Bruggenhoofd zonder bereikbare commandant zat, de twee MC secties aan de Rode Vaart zonder hun bevelhebber zaten omdat deze telefoonwachtdienst in het dorp had, en het kader van de batterij 6-veld zich niet bij zijn batterij bevond. Kostbare tijd ging verloren, en de leiding van het Bruggenhoofd was direct uitgeschakeld voor de co rdinerende bevelvoering.
Daarnaast bleek de compagniescommandant van 3-III-28RI in de zuidelijke sector er een merkwaardige benadering van tactisch handelen op na te houden. Als leidinggevende over de zuidelijke sector had hij twee secties infanterie en een sectie MC onder zich, en bovendien een sectie 6-veld geschut. Toen hij en zijn mede ooggetuigen de parachutisten enkele honderden meters ten noorden van het station zagen landen, besloot hij niet het logische advies van zijn sergeant-toegevoegd te volgen om front noord van het station te maken, maar hij gaf zijn secties opdracht het zuidfront te gaan bezetten alsof er geen enkele noordelijke dreiging was. Logisch was geweest het zuidfront met enkele piketten te bezetten, en de hoofdmacht front noord bij het station te laten vormen. Zodoende had hij met zijn ruim 100 man gevechtstroepen direct een zinvolle en kansrijke weerstand kunnen vormen tegen de circa 60 parachutisten die het station in eerste instantie bedreigden.
De toch al niet overdadige luchtafweermiddelen waren om 0415 uur volkomen uitgeschakeld. De batterij luchtdoelartillerie bij het dorp Moerdijk had slechts een ongeleid stuk over en zou worden ge vacueerd door haar personeel, en de beide mitrailleurpelotons waren uitgeschakeld door de haast boven op hun steunpunten gelande parachutisten.
De Duitsers waren zich goed bewust gebleken van de eenzijdige weerkracht van het Bruggenhoofd Moerdijk. Ze hadden spoedig erkend dat de grote zwakte van het Bruggenhoofd in haar centrum lag, en aangezien dit gebied vlak was, was het eenvoudig daar een massale landing uit te voeren. Zodoende zouden de Duitsers vanuit een geconcentreerde kracht kunnen opereren, terwijl de Nederlanders in ge soleerde sectoren uiteen zouden vallen. Bovendien waren alle verdedigingsmiddelen buitenwaarts gericht. Omdat alles volgens plan verliep ?? immers de luchtafweer werd snel uitgeschakeld en de Nederlandse verdediging was compleet verrast in haar kwartieren ?? waren de Duitsers direct meester van de landhoofden, en konden zij de bruggen noordwaarts gaan overschrijden. Er lag nog n voorname taak voor hen. Het opruimen van de Nederlandse weerstanden binnen het Bruggenhoofd, en vervolgens de buitenverdediging voor eigen gebruik benutten.
Onverwijld stortten de Duitsers zich vanaf 0500 uur op de Nederlandse weerstandspunten.
0500 ?? 1100 uur Moerdijk
In het dorp Moerdijk zelf was nauwelijks sprake van een gevechtsvaardige Nederlandse militaire aanwezigheid. Er waren slechts enige pontonniers van de veerdienst, enkele marechaussees van de Marechausseekazerne, een handvol verzorgers in het LuA barakkenkamp en de geshockeerde batterijbezetting van 19 Bt LuA. Daarnaast natuurlijk de Bruggenhoofdcommandant en de kapitein Adriaansen van 12MC en een handvol minderen.
[458] De meeste Duitse parachutisten waren rond 0500 uur pal oost en zuidoost van het dorp geland en zij waren in staat snel bij hun wapencontainers te komen om zich te voorzien van de noodzakelijke geweren, granaten en mitrailleurs. Volgens plan was het peloton van 8./FJR1 onder Oberleutnant Schwarzmann direct na haar landing en verzamelen der wapens, tegen de bezetting van het dorp gaan ageren. Tussen 0500 en 0530 werd het dorp langs de gehele oostzijde door Duitse para ??s - in beginsel ongeveer 35 man aangroeiend tot zo'n 70 man - bedreigd. Aan de zuidoostkant ontmoette ze geen enkele weerstand, en zodoende trokken al rond 0530 uur parachutisten van 7./FJR.1 via de zuidwest zijde richting Haven het dorp in [458]. Tegen de oostzijde van het dorp bleef echter de Duitse aanvalsgroep van 8./FJR1 in eerste instantie liggen, vooral wegens het verweer van enige batterijmanschappen van 19.Bt.LuA en de zich fel werende pontonniers, waarvan de sergeant Visser zich met de lichte mitrailleur zeer actief toonde [464].
Nadat al in het eerste half uur na de landing de opdracht rond de bruggen aan de zuidzijde van het Hollands Diep was afgerond voor de hoofdmacht van 7./FJR1, kwam voor die compagnie ruimte om aan de tweede fase van de overval haar bijdrage te gaan leveren. De Kampfgruppe onder Leutnant Lemm - bestaande uit de Kompanie Trupp van 7./FJR1 en de Zug- en Granatwerfertrupp [5 cm mortieren] van het eerste en tweede peloton van 7./FJR1 - werd vrijgemaakt om het vastliggende peloton van 8./FJR1 onder Oberleutnant Schwarzmann [bij elkaar circa 60 man] - dat tot taak het dorp Moerdijk in te nemen - te assisteren. De Zug Kliem trok in tweede echelon via het noordoosten [langs de dijk] richting het dorp op. Een Gruppe trok om het zuiden van het dorp heen langs de westkant parallel aan de Steenweg naar het havenhoofd.
[100c, 458] In het centraal oostelijke deel ontmoette de Kampfgruppe Lemm geen weerstand. Bruggenhoofdcommandant Marijnen had zich ondertussen drukker gemaakt om de paralanding aan de overkant van het Hollands Diep aan zijn Groepscommandant te melden, dan een provisorische verdediging van het dorp te organiseren tegen de para ??s die minuten nadien in zijn eigen sector waren geland. Ook zijn telefoonwacht, kapitein Adriaansen, was vooral bezig met verbinding maken met Amstelwijck en Groep Kil. Geen der beide officieren zag kennelijk het onmiddellijke gevaar van de door Marijnen zelf waargenomen landingen van parachutisten net buiten het dorp. Men meldde het telefonisch w l aan de Groep Kil. Toen Marijnen na een mislukte poging zijn CP te bereiken terug was gekomen op zijn bureau in het dorp, was het rond 0515 uur. Nadat hij zijn eerder beschreven handelingen had verricht, besloot hij met kapitein Adriaansen een nieuwe poging te wagen om hun respectievelijke commandoposten te bereiken. Buiten het bureau gekomen werden beide heren echter direct opgevangen door twee parachutisten die hen ontwapenden, hoewel ze hun klewang mochten behouden. Een van de twee parachutisten was de Leutnant Dietrich Lemm. Hierna werden beide Nederlandse kapiteins met de optrekkende parachutisten meegevoerd, die behoedzaam noordwaarts trokken richting havenhoofd.
[303, 458] Onderwijl hadden de parachutisten van 8./FJR1 onder Oberleutnant Schwarzmann de positie van de batterij luchtdoelartillerie aan twee zijden bereikt, waar tegenover de Duitsers gedurende het eerste uur vrij passief stil hadden gelegen. De batterijopstelling was echter inmiddels ge vacueerd. De bedieningsmanschappen waren deels terecht gekomen in het barakkenkamp. Daar probeerde vaandrig van Dalfsen zo goed en kwaad als het ging de verdediging te organiseren. Maar de munitie was zo goed als verschoten. Ongeveer een veertig tot vijftig man hadden zich in het kamp verzameld, terwijl de rest rond de batterij gevangen werd genomen of in groepjes het dorp introk. Luitenant van Teeckelenburg besloot zich bij het bureau van Marijnen te melden om te kijken of daar nog instructies te krijgen waren. Vlakbij het bureau gekomen constateerde hij verrast door Duitsers te zijn omringd. Hij mocht aansluiten bij de beide andere gevangen genomen officieren. Even later volgde de kennelijk ook naar instructies zoekende vaandrig Vegelin van Claerbergen met enkele minderen en ook zij deelden het lot van gevangenneming.
[303] Luitenant Faber had ondertussen toch de leiding behouden in het barakkenkamp, ondanks zijn verwondingen. Hij had inmiddels bevolen de geschutsmunitie in twee vrachtwagens te laden om deze via het westen te kunnen laten afvoeren. Omdat de gewonden werden verpleegd in een van de barakken besloot de luitenant de barakken niet in brand te steken. Toen ze in beeld kregen dat de Duitsers al richting barakkenkamp optrokken kozen zij ervoor naar de haven van Moerdijk te gaan, wetende dat daar eventueel schepen voor evacuatie waren. Onderwijl maakten de parachutisten onder Oberleutnant Schwarzmann en Leutnant Lemm in het dorp contact en bundelden de krachten. Gezamenlijk trokken de beide formaties langs de Steenweg noordwaarts richting haven.
Toen kwam het moment dat de Duitsers op weerstand stuitten in het dorp Moerdijk. In de haven was een detachement van de Vaartuigdienst Hollands Diep aanwezig, die de veerdienst met Willemsdorp regelde. Dit detachement had een sterkte van circa twaalf man pontonniers en een groep van vermoedelijk zo ??n twintig man voor bemanning van de vaartuigen [171]. Toen de manschappen van 19.Bt LuA in het havengebied arriveerden, besloot de commandant van de pontonniers [kapitein Janssen] het commando ter plaatse over te nemen. Hij organiseerde uit de pontonniers en zo ??n 25 man van 19.Bt.LuA een verdediging [171]. Het is aannemelijk dat van de enige tientallen andere batterijleden ook enkele zich hadden verschanst in de buurt van het klooster of een van de zijstraten van de Steenweg. Posities die dichtbij de haven en de Steenweg waren.
[1, 100c] Bij het postkantoor en de omgeving van de Marechausseekazerne hadden zich ook andere individuele militairen verschanst, waaronder twee wachtmeesters van de Marechaussee [J. Claasen en C. vd Werken]. Ondertussen trokken de parachutisten behoedzaam op, noordwaarts over de Steenweg. [1, 100c, 171, 303, 458] Opeens werden zij van twee zijden beschoten waarbij de Duitse Leutnant Lemm (5) dodelijk gewond raakte, en afgevoerd werd door twee parachutisten. Hij stierf vrijwel direct daarna.
(5) De Leutnant der Reserve Dietrich Lemm was pelotonscommandant en op 10 mei Kampfgruppef hrer binnen 7/FJR1 [458]. Lemm wordt in vele publicaties [o.a. 30, 50, 52] als Oberleutnant Lamm aangeduid en deze laatste zou vijftien jaar in Zwartenberg onder Zevenbergen hebben gewoond. Lamm zou de Nederlandse zaak in Moerdijk verraden hebben door in 1938 weer in Duitse dienst te treden en zich (als bekende der omgeving) als bevelhebber van de Duitse troepen zodanig in te laten zetten. Het lang gepreserveerde fabeltje van Oberleutnant Lamm is inmiddels door auteur ontkracht. Zie hiervoor het dossier over Lamm elders op deze site. In een in 2010 in het Engels uitgegeven versie van 'Mei 1940 - Strijd op Nederlands grondgebied' [52] hebben de auteurs van het NIMH deze door auteur dezes aangedragen correctie inmiddels overgenomen.
De gebeurtenissen die toen volgden zijn niet heel zuiver te reconstrueren. Er zijn tegenstrijdige verklaringen afgelegd door de Bruggenhoofdcommandant en enkele andere ooggetuigen [100c, 195, 303]. Opmerkelijk zijn de divergerende beelden die uit twee (qua datum en inhoud) verschillende verslagen van de Bruggenhoofdcommandant zelf spreken. Zijn eerste verslag van 15 juni 1940 is gesteld in een nuchtere beschrijvende toon, waarbij de diverse slachtoffers die onder de krijgsgevangen Nederlanders vielen werden toegeschreven aan de verwarring van het gevecht dat zou ontstaan vlakbij de haven. In een verklaring van n de oorlog, van 25 november 1946 [en 19 mei 1947], repte de kapitein ineens van het gebruik van de krijgsgevangenen als dekking voor de Duitsers, en zelfs het moedwillig neerschieten door de Duitsers van enkele Nederlandse gevangenen. Het verslag van de eveneens aanwezige kapitein Adriaansen is qua beeldvorming tussen beide verslagen van kapitein Marijnen te positioneren. Eveneens aanwezig was de plv commandant van 19.Bt LuA, reserve 1e luitenant P.S. van Teeckelenburgh. Ook deze maakt, net als Marijnen, een waarlijk nieuw inzicht los in 1946 t.o.v. een eerdere verklaring in 1941.
Auteur Herman Amersfoort concludeert in zijn werk ??Ik had mijn Roode-Kruisband afgedaan ?? [83: blz 42, 43] dat eigenlijk alleen de eerste verklaring van Marijnen accuraat zou kunnen zijn, omdat geen aanleiding lijkt te zijn de tweede verklaring te geloven wegens gebrek aan ondersteuning daarvoor. Auteur dezes deelt deze mening van Amersfoort niet zonder nadere nuancering. Uitgelegd zal worden waarom.
De beide verslagen van Marijnen zijn van een matige kwaliteit, zeker voor de kwaliteit die verwacht mag worden van een Bruggenhoofdcommandant. Bovendien wijkt het verslag van Marijnen ook op andere punten opmerkelijk af van dat van zijn schaduw in de ochtend van 10 mei, de kapitein Adriaansen. Die laatste maakte echter eveneens melding van het gebruik door de Duitsers van krijgsgevangenen als dekking. Daarbij kan sprake zijn van afstemming door beide officieren van ??deze versie ?? van de verslagen, maar n feit is onweerlegbaar, en dat is het (tijdens krijgsgevangenschap) neerschieten van twee onderofficieren van de KMAR, de vaandrig Vegeling Claerenberg, de 1e luitenant van Teeckelenburgh en de beide kapiteins zelf; allen tijdens hun krijgsgevangenschap en allen op min of meer dezelfde locatie. Daarnaast werden nog een korporaal en enkele soldaten neergeschoten. De wachtmeester C. vd Werken en de vaandrig zouden beiden aan hun verwondingen bezwijken. Het feit dat zes kaderleden en enkele minderen op ongeveer hetzelfde moment en op dezelfde locatie - en in krijgsgevangenschap - ernstig werden verwond door projectielen, waarbij vaststaat dat het bij kapitein Adriaansen om een schot of scherf in de rug ging, biedt toch een sterke aanwijzing dat er wel degelijk sprake was van tenminste tussen twee vuren terecht komen van deze groep krijgsgevangenen. Er was dus geen sprake geweest van afvoeren van deze gevangenen, waarvoor vanuit de Duitse situatie nog begrip kan bestaan, maar eveneens waren de krijgsgevangenen prominent in eerste lijn aanwezig, hetgeen in strijd is met het oorlogsrecht en waarvoor geen oirbare c.q. te billijken verklaring kan worden gegeven. Ook de aard van de verwondingen van de Nederlandse militairen [vrijwel allen hadden verwondingen in de torso] duidt op het feit dat men niet in dekking lag. Anderzijds liet Leutnant Lemm even eerder de officieren hun klewang behouden [100c], wat van hoffelijkheid getuigde. Lemm werd evenwel gedood, waarmee mogelijk een voor deze materie belangrijk sturend optredende persoon in het gezelschap wegviel. Enkele minuten later waren de overige drie Duitse kaderleden in de aanvalsgroep ook uitgeschakeld. Het kan aanleiding zijn geweest voor de resterende J ger om tot impulsief handelen over te gaan. Wat in elk geval niet vast te stellen is, is of er daadwerkelijk sprake is geweest van opzettelijk dekken achter de krijgsgevangenen dan wel het moedwillig neerschieten door de Duitsers. In die zin deelt de auteur de conclusie van Amersfoort dat het verslag van Marijnen [alsmede de verslagen van kapitein Adriaansen en 1e luitenant van Teeckelenburg] op dit vlak met terughoudendheid moet(en) worden ge nterpreteerd.
Zoals gezegd is er geen eenduidige reconstructie mogelijk van het gebeuren dat volgde op de dood van Leutnant Lemm. Zeker is dat de troep parachutisten inmiddels een aanzienlijke hoeveelheid krijgsgevangenen had gemaakt. Daarvan werd een deel meegevoerd langs de Steenweg richting havenhoofd. Voorbij de Marechausseekazerne gekomen werd opnieuw vuur ontvangen, en deze keer van in hinderlaag liggende pontonniers, die posities hadden ingenomen in de huizen langs het havenhoofd en vermoedelijk ook nog bij de loods langs de dijk [171, 458]. De Duitsers en krijgsgevangen Nederlanders trachten zich te dekken voor dit vuur in een steeg en tegen de gevels van de panden aan de Steenweg. Enkele Duitsers die om de hoek trachten te vuren werden geraakt. Oberj ger Sch bel sneuvelde door een schot door het hoofd, Hauptfeldwebel Fuchs [Spies en Kp Truppf hrer 7./FJR1] en Oberleutnant Schwarzmann (6) [Kdr II.Zug 8/FJR1] raakten beide zwaargewond. Daarmee was na het eerdere sneuvelen van Leutnant Lemm het 'hogere' Duitse kader ter plaatse uitgeschakeld. De pontonniers hadden in de eerste fase ook hun lichte mitrailleur nog in actie. Vanaf het cruciale moment dat het Duitse kader is uitgeschakeld, is onduidelijk wat er precies gebeurde, maar enkele ogenblikken later waren tien krijgsgevangen militairen gewond, waarvan twee dodelijk. Uit de verslagen blijkt dat zowel kapitein Marijnen als de vaandrig Vegelin Claerbergen ?? vrijwillig of gedwongen ?? de Nederlandse verdedigers in de haven opriepen het vuren te staken. Beiden raakten tijdens die pogingen gewond [100c, 303].
(6) Oberleutnant Schwarzmann [1912-2000] was een Olympische held van 1936. Hij won drie keer goud en twee maal zilver in de discipline atletiek. Hij kreeg naar aanleiding van de gevechten in Moerdijk het EK I en II alsmede het Ritterkreuz. De indruk dat dit vooral door zijn sportieve verleden (nazi rolmodel) werd ingegeven kan niemand ontgaan, want de man heeft voor zover bekend niets bijzonder verricht in Moerdijk anders dan zwaar gewond raken. Maar rond zijn persoon is een tweede uiterst curieus verhaal ontstaan in dezelfde straat en hetzelfde gevecht als waarin Leutnant Lemm sneuvelde. Er is namelijk het door Jan Blokker (+) gelanceerde verhaal dat de Nederlandse Olympische schaatsrijder Siem Heiden [1905-1993] in mei 1940 het leven redde van deze Schwarzmann. Hij zou opdracht hebben gekregen hem het genadeschot te geven, maar de Duitser hebben herkend van de Olymische Spelen en hebben gered. Het verhaal bleek na onderzoek van auteur dezes een volslagen mythe. Het onderzoek en resultaat daarvan is net als de kwestie rond Lemm uitgelicht. Schwarzmann bracht het overigens na zijn moeizame herstel tot Major bij de Fallschirmj ger en zou in 1952 nog een zilveren medailles winnen op de Olympische Spelen. Zijn dochter werd een wereldberoemde gymnastiekcoach.
[458] Toen vervolgens ook Duitsers langs de dijk begonnen op te trekken [de Zug van Feldwebel Kliem 7/FJR1 via het barakkenkamp, Trupp van zeven man onder Oberj ger G ttach vanuit westelijke zijde] en de bezetting van de haven daardoor dreigde te worden ingesloten, besloot de kapitein der pontonniers Janssen dat het moment van aftocht voor de Nederlanders was gekomen. Hij gaf aan zeven pontonniers opdracht de aftocht te dekken. Terwijl zij de Duitsers op afstand hielden, scheepten zo ??n 20 man van 19.Bt. LuA en de overige pontonniers zich in [171]. De nadringende Duitsers wisten de soldaat Sijs van 19 Bt LuA aan boord van het wegvarende logiesschip ??Mathilda ?? nog te doden, en luitenant Faber ontving een schampschot aan de arm [31, 303]. Een achtegeblevem pontonnier sneuvelde nog voordat de schepen vertrokken waren. Maar de andere zes hielden moedig stand. Nadat ook vanuit het westen Duitsers de havenkop naderden, werd de situatie voor de laatste pontonniers precair. Gevangen in kruisvuur sneuvelden nog twee pontonniers in de huizen waarin zij posities hadden ingenomen en spoedig daarna was de munitie van de laatste verdedigers op. Ze werden tenslotte gevangen genomen. In het hevige vuurgevecht sneuvelden drie [Sld. Hooft, Mann en Vlot] van de zeven pontonniers door het Duitse verweer [31], en gaven de laatste vier [sld F. Brondsema, sld J.A. van Houdt, soldaat C. Ruissen en soldaat H. van der Plas] zich tenslotte gewonnen nadat alle karabijnmunitie was verschoten of nadat zij door Duitse wapens tot overgave waren gedwongen (7). De drie gesneuvelde pontonniers zouden voor hun bijzonder moedige optreden postuum met het Bronzen Kruis worden onderscheiden. Twee overlevenden, de soldaten Brondsema en Van Houdt die de verdediging het langste volhielden, zelfs met de hogere Bronzen Leeuw. De beide kort daarvoor gevangen genomen pontonniers Ruissen en Van der Plas kregen evenals de gesneuvelden het Bronzen Kruis.
(7) Met uitzondering van J.J.C.P. Wilson heeft geen enkel (krijgshistorisch) werk dit voorval juist omschreven. Wilson was namelijk de enige die - zo blijkt uit onderzoek - terecht sprak over zeven achtergebleven pontonniers, terwijl de overige historici telkens spreken van vijf laatste verdedigers. Twee soldaten worden - behalve door Wilson - nooit genoemd. Dat waren de soldaten C. Ruissen en H. van der Plas. Ook zij werden wegens deze moedige verdediging in Moerdijk echter met een Bronzen Kruis [bij KB van 17 maart 1947] onderscheiden, waarmee overigens direct een opvallend verschil wordt getoond met de beide andere overlevende pontonniers Brondsema en Van Hout, die de (hogere onderscheiding) Bronzen Leeuw kregen en zich kennelijk (dus) nog meer onderscheiden hebben. Het is vrijwel zeker zo - de reconstructie van de soldaat Van der Plas zijn belevingen inmiddels beter kennende - dat de pontonniers Van der Plas en Ruissen op de rechterzijde (westzijde) van het havenhoofd zaten en zodoende door de parachutisten aan die zijde eerder buiten gevecht werden gesteld (tot overgave gedwongen). De beide laatste verdedigers waren toen de met de Bronzen Leeuw onderscheidde pontonniers, die kennelijk omwille van die laatste moedige minuten zich volgens het kapittel n t een fractie meer hadden onderscheiden. Een volledig betrouwbare reconstructie lijkt niet meer mogelijk, maar er is haast geen andere these dan voorgaande voorhanden om het onderscheid in onderscheidingen anderszins te verklaren. De nadere informatie omtrent de beide andere pontonniers is overigens mede voortgekomen uit de door een kleinzoon van de pontonnier Van der Plas gedane naspeuringen. Zijn reconstructie van de belevenissen van zijn grootvader - opgemaakt uit diens gesprekken over het gebeuren met de familie - is op deze website te vinden onder de sectie 'Algemeen', bij het kopje 'Verhalen en artikelen'.
Een verklaring voor het 'verdwijnen' van de twee andere pontonniers in de geschiedenisboeken is overigens wel te geven. Auteur dezes kon in de archieven ook geen informatie vinden over de zesde en zevende pontonnier. Het was zelfs zo dat de commandant van het detachement - de kapitein Janssen - in een verklaring aangaf van de beide heren niet te hebben gehoord. De archieven gaven de aanleiding voor zijn antwoord - die volgde op een kennelijke vraag van onderzoekers - niet prijs. Zoals veel archieven bij het NIMH na zorgvuldig onderzoek onvolledig blijken te zijn, zo geldt dat ook voor dit geval. Kennelijk is al in een vroeg stadium de informatie over de zesde en zevende pontonnier verloren gegaan. Daarom baseerden historici zich n Wilson - vermoedelijk onterecht (maar begrijpelijk) vertrouwende op de correctheid van de NIMH archieven - op de in het NIMH archief voorhanden dossier. En dat meldt slechts vijf pontonniers. Onterecht, zoals inmiddels is gebleken.
De climax van de strijd op deze locatie in Moerdijk eindigde met de overgave van de laatste pontonniers, met zes Nederlandse doden [w.o. twee dodelijk gewonden] en enkele gewonden [31, 100c]. Ondertussen hadden de overige pontonniers en een deel van de batterijbezetting van 19.Bt LuA zich onder dekking van de zeven moedige pontonniers succesvol kunnen losmaken van de haven, en wisten veilig de overkant te halen [171, 303]. De weerstand in het dorp Moerdijk was met deze actie echter afgelopen.
In Moerdijk waren enkele manschappen aanwezig van het inundatiepunt Moerdijk. Onbekend is hoeveel dit er waren en onder leiding van wie zij stonden. Vermoedelijk bestond het groepje uit niet meer dan vier of vijf manschappen. Zeker is dat het inundatiepunt Moerdijk aan inundatiestation Willemstad rapporteerde. In de vroege morgen, nadat duidelijk was dat de oorlog was uitgebroken, heeft men op eigen initiatief getracht de inundatiesluizen open te zetten. Dat is slechts aan het westelijke frontdeel geslaagd, en daar zijn inderdaad enige weilanden ondergelopen. Dat 'resultaat' was overigens uiteraard vooral in Duits voordeel na de inname van het Bruggenhoofd. De pogingen elders in het bruggenhoofd mislukten. Gegeven de gekeerde kansen nadien, was dat een geluk bij een ongeluk, zij het dat de Nederlanders (zoals vermoedelijk reeds bekend) Moerdijk ook zonder de inundaties niet zouden kunnen heroveren. Een korporaal van het inundatiepunt Moerdijk wist op 10 mei overigens Willemstad te bereiken [53]. De rest was gevangen genomen.
[50, 458] De Duitsers handelden na inname van het dorp snel. De commandant van 7./FJR1 [Oberleutnant Pagels, zelf licht gewond] vorderde het grote klooster voor gewondenverzorging en internering van de ingezetenen van Moerdijk. Twee Duitse legerartsen werden ingezet [w.o. de Oberarzt Hartmann] om de gewonden te verzorgen, wat zonder aanschijns des persoons en nationaliteit met toewijding werd verricht. De Nederlandse en Duitse doden werden in de kloostertuin gelegd en zouden later aldaar ter aarde worden besteld. Duitse grondigheid, in de wetenschap dat het Bruggenhoofd al spoedig in staat van verdediging zou moeten worden gebracht. Burgers lopen daarbij in de weg, en dus werden die in het schoongeveegde dorp door Duitse para ??s effectief en snel ondergebracht in het klooster. Onder de burgers waren bij de strijd in het dorp vijf doden gevallen [50]. Twee van hen jongemensen, de kinderen van de beheerder van het stoomgemaal Schuddebeurs.
0500 ?? 1100 uur Rode Vaart
Aan de rechterkant van het front, bij het gehucht Rode Vaart, hadden de 1e sectie 3-III-28RI en de beide secties van 12MC zich inmiddels, snel improviserend, front noordoost gekeerd [100, 195].
De groep Nederlandse verdedigers had een uitstekende positie. Men dekte zowel de weg naar Moerdijk als de velden ten zuiden en oosten van het dorp. Aangezien men over voldoende zware mitrailleurs beschikte zou het voor de Duitsers uiterst bezwaarlijk worden deze positie zomaar te veroveren. Daartoe deden zij dan ook geen poging, hoewel daarbij zal hebben geprevaleerd dat voor de Duitsers maar drie hoofdaanvalsrichtingen opportuun waren: de bruggen ?? welke zij direct konden bezetten ?? het dorp, dat zij ook spoedig innamen, en de concentratie van Nederlandse troepen bij het station Lage Zwaluwe op de as van het Bruggenhoofd. De locatie aan de Rode Vaart was voor de Duitsers van beduidend ondergeschikt belang. Los van enige korte vuurcontacten, deed zich van Duitse zijde weinig activiteit jegens de secties voor [458]. Deze contacten beperkten zich tot een groepje Duitsers dat de zuidzijde van het dorp verkende.
Rond 0800 uur ontstond een situatie waarbij in de verslagen van de sergeant H. Voskuilen, sectie commandant van 1-12MC, en de 1e luitenant W. Haars, meldingen worden gemaakt over diverse ordonnansen. Daaruit volgt helaas geen eenduidig plaatje, en een reconstructie is daarom lastig. We doen toch een poging.
Sergeant Voskuilen meldt om 0800 uur een ordonnans aan te hebben gehouden van de regimentscommandant van 34RI of 39RI in Willemstad. Deze zou als bestemming hebben gehad de CP van Marijnen. Hem wordt te verstaan gegeven dat zijn rit zinloos is met de mededeling dat het dorp reeds bezet was. Om twee redenen een merkwaardig verslag. Allereerst was er geen regiment in Willemstad [slechts een met MC versterkte compagnie] en bovendien had de regimentscommandant van 39RI [onder Groep Spui] niets van doen met Moerdijk. 34RI was helemaal niet in beeld, maar dat zal een denk- of schrijffout zijn geweest. Het is eventueel mogelijk dat het een ordonnans van 1-I-39RI was, omdat 1-I-39RI de scepter zwaaide in het bruggenhoofd Willemstad, maar daarvoor bestaat geen enkele nadere aanwijzing noch lijkt voor zo'n ordonnans een logische bestemming te bestaan. Daarbij was het ook nog eens zo dat de CP van het Bruggenhoofd helemaal niet in het dorp zat, maar bij de Bredasche weg [het kwartier zat w l in het dorp]. Veel aannemelijker is het daarom dat de ordonnans helemaal niet uit Willemstad kwam, maar simpelweg de sergeant van de Broek was die van de CP van C-3-III.28RI [kapitein van Ingen] kwam. Deze werd ook door 1e luitenant Haars gemeld rond diezelfde tijd [100c]. Bovendien was het de luitenant Haars die deze sergeant naar Willemstad stuurde met het verzoek om versterking. Sergeant Voskuilen [195] meldt hetzelfde te hebben gedaan in zijn verslag! Uiterst curieus ?
Luitenant Haars gaat verder. Hij meldt dat de sergeant van de Broek zich bij een onderdeel van 34RI [sic] meldde, en vanuit Willemstad rapport van de situatie zei te hebben gemaakt aan het stafkwartier van de Groep Kil en aan luitenant Houwen van staf 28RI. Reserve 1e luitenant O. Houwen was inderdaad toegevoegd officier op de staf van 28RI [1]. De verslagen echter van beide staven maken geen melding van dit contact. Groep Kil meldt zelfs in haar verslag pas in de middag van 10 mei weer iets te vernemen van het Bruggenhoofd Moerdijk na de vroege berichten van de Duitse landing. Die melding kom dan ook nog eens vanwege enkele vluchtelingen die in de Hoekse Waard zijn aangekomen ?? de secties onder luitenant Haars! Een onderdeel van 34RI lag overigens ook niet in Willemstad, maar dergelijke schrijf- of geheugenfouten zijn verklaarbaar. Er zal 39RI zijn bedoeld.
Maar de curiositeit blijft. De luitenant Haars meldt namelijk vervolgens in zijn verslag dat de ordonnans ??van een majoor van 34RI ?? bevel had gekregen met de eenheid bij Moerdijk terug te gaan op Willemstad. De luitenant meldt hierop dat hij gehoor gaf aan dat bevel. Curieus, want allereerst was er rond die tijd geen enkele majoor van 34RI of 39RI in Willemstad te vinden [1, 53, 101, 102]. Er was wel een andere majoor, C-3.GB majoor Reijerse, en mogelijk is die het geweest die het bevel gaf, hoewel dat niet uit de verslagen van dit onderdeel blijkt. Maar nog curieuzer is dat sergeant Voskuilen een extra ?? zeer gedetailleerde ?? beschouwing [195] gaf van dit gebeuren. Hij meldt in zijn verslag dat sergeant van de Broek slechts meldde dat er geen versterking kon worden gezonden en dat daarop in gezamenlijkheid [met C-1-3-III-28RI] wordt besloten om een eigen ordonnans naar Willemstad te sturen om de situatie nader uiteen te zetten. Dat werd de sergeant Laarakker die met een auto naar Willemstad werd gestuurd. Deze kwam na ongeveer een uur terug met de mededeling dat op Willemstad diende te worden teruggetrokken, dat men met wagens zou worden opgehaald en dat men dan bij Numansdorp zou worden overgezet. Tevens meldde deze sergeant Laarakker dat de Nederlandse artillerie het Bruggenhoofd zou gaan bestoken, en dat 6.GB was aangewezen voor een tegenaanval. Om 1700 uur zou men zijn opgehaald. Althans, dat stelde sergeant Voskuilen in zijn verslag!
Waarom zijn deze verslagen zo curieus? Dat is simpel. Ze staan vol met ??feiten ?? en ??gebeurtenissen ?? die niet k nnen kloppen; althans dat ze niet accuraat kunnen zijn. Meest opvallend is natuurlijk de melding van de sergeant Voskuilen dat ze om 1700 uur werden opgehaald door vrachtwagens en naar Willemstad vertrokken. Dat is bewijsbaar ver bezijden de werkelijkheid. Rond die tijd was men namelijk allang in Numansdorp aangekomen, en om 1830 uur had de gehele groep zich zelfs bij C-III-28RI gemeld [100c, 192]. Overigens was zelfs laat in de ochtend de sectie van 3-6GB al bij Lochtenburg gearriveerd en vond de positie door de Nederlanders volkomen verlaten [123]. Duidelijk was dus dat de secties onder luitenant Haars rond 1100 uur al vertrokken waren. Ook de hardnekkige melding bij de sergeant en de luitenant van een majoor van 34RI of 39RI is merkwaardig. Het is zelfs een compleet raadsel!
Hoe men het ook wendt of keert, het feit dat ??iemand ?? de circa 100 man bezetting bij de Rode Vaart instrueerde naar Willemstad te vertrekken is de meest voorname kwestie. En het is een kwalijke kwestie. De honderd man met hun zes zware mitrailleurs waren immers bijzonder van pas gekomen voor C-6GB. Een welkome versterking. Het mocht niet zo zijn.
Maar wie gaf nu dat bevel tot terugtrekken? Uit de verslagen van 3.GB, I-39RI en de diverse staven blijkt niets van dat bevel. Toch is er een aanwijzing. De betreffende ordonnans sergeant Laarakker moet rond het middaguur zijn teruggekomen bij de secties aan de Rode Vaart [die toen vermoedelijk al westelijk daarvan verkeerden]. Zeker is [122] dat sergeant van de Broek om 0930 uur zich meldde bij de kapitein A.J. Dorreman, commandant van 2-3GB, die op dat moment te Tonnekreek was [ca 5 km oost van Willemstad]. Deze zond de sergeant door naar Willemstad. De sergeant zou zich later terugmelden aan de Rode Vaart met de mededeling dat van versterking geen sprake kon zijn. Logisch, want een ordonnans van 6.GB was even daarvoor met hetzelfde antwoord heengezonden [122], hoewel deze nog meekreeg [het bevel aan 3.GB tot oversteek naar Numansdorp was nog niet gegeven; dat ontving men pas om 1300 uur] dat eventueel een sectie zou worden gezonden naar 6.GB als 3.GB zijn posities rond Willemstad zou hebben ingenomen. In elk geval had de nagezonden sergeant Laarakker te maken met een Bruggenhoofd Willemstad dat ondertussen onder bevel van de C-3GB viel. En C-3GB was de enige autoriteit in Willemstad met de rang majoor en bovendien vestingcommandant. Hoewel in de vele verslagen van 3.GB veel details worden gemeld over de 10de mei, is nergens enige melding te vinden omtrent een bevel aan de groep bij de Rode Vaart om zich op Willemstad terug te trekken. Wel wordt gemeld dat er uiteindelijk enige losse verbanden ?? sommigen met zware mitrailleurs ?? vanuit Moerdijk zich meldden binnen de stelling.
Het is een merkwaardige zaak. Het bevel dat aan de 1e luitenant Haars en consorten zou zijn gegeven is ontraceerbaar. Het meest aannemelijk is dat de ordonnans Laarakker tussen de bedrijven door geantwoord is met zijn eenheid - waarvan men vermoedelijk de aanzienlijke sterkte niet kende - op Willemstad terug te trekken en dat dit niemand als een belangrijke kwestie bij bleef en als zodanig buiten verslagen bleef. Maar het is ook niet uitgesloten dat de luitenant zelf besloot dat terugtrekken op Willemstad ??het verstandigste ?? besluit was of dat de door hem uitgezonden ordonnans dit besloot te melden. Hoe het ook zij, de drie secties vertrokken naar de vesting Willemstad, en zouden in de late middag worden overgezet naar Numansdorp en zich vervolgens ?? onafhankelijk van elkaar ?? melden bij C-III-28RI.
Er is echter een vage aanwijzing dat er toch een majoor van 39.RI in beeld is gekomen. In het dagboek van Groep Kil is namelijk een opvallende melding [inkomend bericht no. 31, 10 mei 1055 uur van Groep Spui] te vinden. In het dagboek staat een aantekening dat door Groep Spui gemeld werd dat een onderofficier van Moerdijk in Willemstad was aangekomen. Deze meldde dat de kapitein Marijnen gevangen was genomen, dat het bruggenhoofd door de Duitsers bezet was, dat alleen de secties langs de Rode Vaart nog intact waren en dat de Duitsers de wegen en het station in handen hadden. Helaas niets van een bevel aan de onderofficier terug te vinden. Daarom blijft onduidelijk op basis van welke van de ordonnansen deze melding tot stand kwam. Het lost het vraagstuk van het terugtrekkingsbevel niet op, maar bewijst wel dat Groep Kil al om 1055 uur gedetailleerde informatie van de status van het bruggenhoofd Moerdijk had. En - dat moet worden gezegd - zeer accurate informatie! Overigens had men eerder al informatie gekregen, zoals om 1015 uur van manschappen van 19.Bt.LuA die per boot waren gearriveerd.
De sterke positie aan de rechterzijde van het Bruggenhoofd werd ontruimd door de 100 man Nederlandse troepen, zonder hiertoe door de tegenstander te zijn gedwongen. Sterker, men was nauwelijks in contact gekomen met diezelfde tegenstander. Het was een weinig verheffende slotserenade van de laatste georganiseerde verdedigers van het Bruggenhoofd Moerdijk ...
0500 ?? 1100 uur Station Lage Zwaluwe
[130] De sectie 6 veld met twee aangespannen stukken van het oude 57 mm veldgeschut en bestaande uit slechts 15 man werd op de Bredasche Weg bij de kruising met de Dirk de Botsdijk opgevangen door vuur van de oostelijk daarvan gelande parachutisten, exact ter hoogte van de CP van de Bruggenhoofdcommandant. De manschappen van de batterij dekten zich aan de zuidzijde van de Dirk de Botsdijk. Ondanks het feit dat de weg onder vuur lag besloot de luitenant zijn beide stukken af te spannen en in stelling te brengen.
Ondanks het Duitse vuur dat over de dijk lag gelukte het de paarden af te spannen en de stukken schietgereed te maken. Het stuk aan de zuidzijde leende zich het beste voor inzet omdat dit niet direct door de tegenstander beschoten kon worden. Terwijl de luitenant met zijn kijker de Duitsers observeerde, bracht plaatsvervangend sectiecommandant wachtmeester B.C.A. van Werkhoven het rechterstuk in gereedheid.
Nadat het rechterstuk met assistentie van de luitenant zelf gericht en geladen was, werd liggend vanuit het gras afgetrokken, maar behalve de ontzetting van de percussie inrichting gebeurde er niets. Met enkele manschappen werd toen met de karabijn op de tegenstander geschoten, terwijl de luitenant met twee manschappen het linkerstuk aan de noordzijde in gereedheid bracht.
Het gelukte de luitenant en zijn assistenten om twee schoten af te geven langs de rijksweg, zonder waarneembaar resultaat. Vervolgens werd naar het oosten gericht, waar in Binnen Moerdijk [bij kp.2] parachutisten in huizen waren gaan zitten en de batterij beschoten. Een schot werd gelost dat miste, waarop de luitenant over de loop van het stuk zorgvuldig wilde richten. Die overmoedigheid werd hem onmiddellijk fataal. Een kogel trof hem in het hoofd en deed hem enige momenten later sterven.
[100c, 195] Na deze voor de manschappen schokkende ervaring werd het stuk verlaten en begaven de manschappen van de batterij zich in de vlakbij gelegen boerderij Versluis, waar de CP was. Hier bevond zich ook de C-12MC, kapitein Muller. Samen met de zeven man op de CP verweerde het groepje van in totaal circa 20 man zich nog enige tijd, maar al spoedig wisten enkele parachutisten de boerderij aan drie zijden te omvatten. Om 0700 uur besloot de kapitein Muller dat het genoeg was, en gaf de CP over aan de Duitsers.
[1, 195] De kantonnementswacht [13 man van 3-12MC], die ten zuiden van de Bredasche dijk ?? voor de frontlijn ?? was geplaatst en kwartier had in Hotel Brabant, werd rond 0500 door de kapitein van Ingen [C-3-III-28RI] ge nstrueerd een patrouille naar een neergestort Duits vliegtuig te sturen [100c]. Dat toestel zou ten zuiden van Zevenbergschen Hoek zijn neergekomen. De sergeant (stuks)commandant die als wachtcommandant fungeerde stuurde een groepje van 4 man onder een korporaal naar de locatie. Inderdaad werd bij een boerderij [Van den Bosch] ten zuiden van Zevenbergschen Hoek een neergeschoten He-111P [5J+DN van 5/KG4] aangetroffen [33]. Uit nazoekingen is gebleken dat deze vermoedelijk [261] door een G-1 van het 3e JaVA [de 330 van SM-vl J.J. Buwalda] van Waalhaven was neergeschoten. Drie (8) man werden door de Nederlandse patrouille gevangen genomen, een Duitser bleek gesneuveld te zijn. De Duitsers werden afgevoerd naar het wachtlokaal, maar daar bleek spoedig dat de Duitsers al naar het Hotel opdrongen. De groep van 12MC is daarop naar Roosendaal gereden, en heeft de Duitsers bij de KMAR post aldaar afgeleverd. Overigens is de groep daarop heel plichtsgetrouw teruggereden naar Zevenbergen. Toen men daar vernam dat het Bruggenhoofd inmiddels in Duitse handen was is men via Willemstad in de Hoekse Waard gekomen.
(8) Oberfeldwebel Helmuth Ganss gesneuveld; Oberleutnant Rolf Ganzert, Oberfeldwebel Emil Tischer en Hauptgefreiter Heinz Dertinger werden gevangen genomen. Zij zouden via Engeland in Canada in krijgsgevangenkampen terecht komen en voor de rest van de oorlog dus uitgeschakeld zijn.[32, 33]
[100c] Resteert nog de bespreking van de gebeurtenissen rond het station. Aldaar waren twee secties [2e en 4e] infanterie gelegerd onder direct bevel van de compagniescommandant van 3-III-28RI, de reserve kapitein W. van Ingen. Nadat de aangetreden secties door hun sectiecommandanten gereed waren gemeld, kwam de kapitein van Ingen met de merkwaardige instructie om de stellingen aan het zuidfront van het Bruggenhoofd te bezetten. Zijn sergeant-toegevoegd vroeg hem of het niet verstandiger was om front noord te maken en de waargenomen landingen van parachutisten in de Ketelpolder zodoende te weerstaan. De kapitein wuifde die verstandige suggestie weg en liet de manschappen naar de stellingen aan het zuidfront trekken. Wellicht was hij in de veronderstelling dat de parachutisten in de Ketelpolder wel door andere eenheden zouden worden aangepakt. Hoe het ook zij, dan had hij slechts verstandig gehandeld als tenminste een deel van zijn troepen naar de noordzijde waren gestuurd als rugdekking. De kapitein overwoog anders.
Terwijl de secties zich zuidwaarts begaven richting Bredasche dijk, trokken de parachutisten - inmiddels een verband van zo'n 70 man van 8./FJR1 (mogelijk ook een Zug van 7./FJR1) [458, 464] - eveneens zuidwaarts, en hadden binnen enkele ogenblikken de stationssector volledig bezet. De 4e sectie, met daarbij de 1e luitenant van Boxtel, werd daarna direct van twee zijden in de rug besprongen, en moest zich direct overgeven. Een man raakte gewond.
[100c] De 2e sectie [reserve 1e luitenant P. de Jong] was ?? samen met de compagniescommandant ?? op het waarnemen van de overrompeling van de 4e sectie, direct richting Lapdijk getrokken. Aldaar hergroepeerde men bij de boerderij Wilhelminahoeve, op de uiterste hoek van de stelling. De kapitein achtte het toen verstandig om naar het noordwesten te trekken om bij de Lochtenburg de secties van 12MC en zijn 1e sectie bijeen te brengen. Dit leek inderdaad een verstandig besluit, maar de parachutisten waren hen al gevolgd. De sectie werd overvallen en volledig uiteen geslagen. De schermutseling die volgde kostte zowel de kapitein als een soldaat [D.Graafland] het leven. Enkele soldaten die tot bij de Quanjerhoeve geraakten werden ook door de Duitsers beschoten, waarbij de sergeant Vuurpijl en de soldaat Vink beiden sneuvelden. Het is echter ook mogelijk dat deze twee mannen al eerder slachtoffer werden van een kleine groep parachutisten die ten zuidenoosten van Moerdijk geland was. Daarover bestaat geen duidelijkheid.
De rest van de infanteristen gaf zich over, met uitzondering van een groepje dat zich samen met de sectiecommandant luitenant de Jong wist schuil te houden. Zij zouden zich enkele uren later bij 6.GB aansluiten.[123]
Wat er met de geweergroep [12 man] van de 3e sectie van 3-III-28RI gebeurd is, is onbekend. Zij vormden de stationswacht en zullen vermoedelijk met een der beide secties naar de Bredasche Dijk of Lapdijk zijn getrokken. Hoe het ook zij, ze zullen gevangen genomen zijn met de overige manschappen.
De aanzienlijke strijdmacht van circa 90 man infanterie en compagniestaf bij het station zelf had door verwijtbaar onjuist handelen door de compagniescommandant geen enkele positieve invloed op de strijd kunnen uitoefenen. Had dit verband zich echter noordelijk van het station weerbaar gemaakt, dan waren zij vermoedelijk voor de Duitsers een bijzonder vervelend weerstandspunt gebleven, en had hun aanwezigheid enkele uren later 6.GB alle kans geboden aan te sluiten. Nu was het gehele verband zonder enige weerstand van betekenis door een ondertal aan parachutisten eenvoudig opgerold.
0500 ?? 1100 uur Lage Zwaluwe dorp
[100c] Vaandrig C.M. de Weerd had met zijn twee mitrailleurgroepen ?? die hem van de 3e sectie resteerde ?? front west gemaakt toen hij de landingen van de parachutisten in de polders en landerijen west van het dorp Lage Zwaluwe had waargenomen. Na aanvankelijk aan de noordwest zijde van het dorp positie te hebben gekozen, werd hem spoedig door burgers die uit het zuidwesten kwamen verteld dat de parachutisten het station overmeesterd hadden. Hij besloot daarop front zuidwest te maken.
Ondertussen realiseerde de vaandrig zich dat hij met zijn 25 man geheel geisoleerd was. De sectie van 12MC die hem organiek vergezellen zou in het oostfront van het Bruggenhoofd, was nergens te bekennen. De vaandrig was niet verwittigd door C-12MC noch door de commandant van 3-12MC dat de sectie piketdienst had op de rijksweg. Dat nieuws vernam de vaandrig pas na de strijd.
De vaandrig verdeelde zijn beide groepen over twee sectoren. Een mitrailleur liet hij de Keizersdijk bestrijken, de ander de Groene dijk. Een logische opstelling met een kleine groep, maar kwetsbaar omdat de tegenstander ?? zeker vanuit het noorden ?? de positie eenvoudig zou kunnen omtrekken. Dat gebeurde ook spoedig. Tegen 1000 uur werd de positie van de vaandrig in de rug beschoten, terwijl de vijand ook welbewust vanuit het front vuurcontact maakte. Spoedig vielen de eerste slachtoffers in de gelederen, en nadat twee man [de korporaal A. Heuser en de soldaat I. Ouwerkerk] gesneuveld waren [31, 100c] en nog twee andere manschappen gewond raakten, besloot de vaandrig dat verdere weerstand weinig zin meer had. Hij stak de handen in de lucht. De mannen werden krijgsgevangen afgevoerd. Het was wederom het 2e peloton 7./FJR1 van Leutnant Lehmann dat de beslissing forceerde [458]. Dat peloton zou daarna bij Lochtenburg een voorpost gaan bezetten.
Falende bevelhebbers
De verdediging van het Bruggenhoofd Moerdijk had op alle mogelijke punten gefaald. Vrijwel alles wat en iedereen wie kon falen faalde, en onder de officieren en overige verantwoordelijken waren er weinigen die zich positief onderscheiden hadden. Opvallend is dat juist zij die zich onderscheiden hadden aspirant officieren waren [19 Bt LuA, 3e sectie 3-III-28RI] of geen gevechtstaak hadden [Pontonniers].
Allereerst was er natuurlijk de kwestie dat de commandant Vesting Holland het niet noodzakelijk had geacht het zuidfront Vesting Holland in gereedheidsgraad 3 te brengen. Daardoor kon de Commandant Groep Kil dit ook niet aan zijn bevelhebbers doorgeven, hoewel hij dit wellicht op eigen initiatief had kunnen doen. Daarnaast was het gehele Bruggenhoofd evident ingericht op een buitenwaartse verdediging. Met een belangrijke vijandelijk luchtlanding was totaal geen rekening gehouden.
De Bruggenhoofdcommandant had er populair gezegd ??weinig van gebakken'. Uit alles blijkt dat deze officier geen enkel gezag (ver)toonde over zijn Bruggenhoofd en zowel vooroorlogs als tijdens de ?? voor hem korte ?? strijd weinig onder controle had. Tactisch en operationeel inzicht vertoonde de man ook niet. Hij leek geshockeerd door de plotselinge overval en lijkt te hebben gehandeld in een 'frozen state of mind'.
Zeer voornaam was het feit dat hij geen cohesie en afstemming in zijn bevelketen had aangebracht. Zo kon het dus gebeuren dat de commandant van 12MC zelfstandig besloot om een bepaalde sectie van zijn MC aan te wijzen voor een piketwacht, zonder dat dit met de naastgelegen infanteriesectie werd kortgesloten. Die ene sectie aan het oostfront van het Bruggenhoofd had daar nooit weggehaald mogen worden. De compagniescommandant van 3-III-28RI besloot als klap op de vuurpijl ook nog eens een geweergroep aan de ene overgebleven sectie infanterie te onttrekken voor stationswacht. Dat terwijl hij aanpalend aan zijn CP in het station nota bene twee secties gelegerd had liggen! Bovendien hielden de C-12MC en de C-3-III-28RI samen kwartier. Maar van overleg onderling kwam het tussen de beide kapiteins kennelijk niet. Zo kon het gebeuren dat het oostfront van het Bruggenhoofd bij de Duitse aanval welgeteld 25 militairen kon mobiliseren.
De CP van de Bruggenhoofdcommandant was ook onbezet. Een faux-pas voor een sectorcommandant. De kapitein Marijnen dacht kennelijk alle zaken vanuit zijn comfortabele bureau in Moerdijk te kunnen regelen zolang het geen oorlog was. Nu kan men daar tegenin brengen dat met het voorval van een luchtlanding natuurlijk geen rekening was gehouden. Dat is een feit, echter een Bruggenhoofd CP zonder officier laten tijdens een periode waarin de internationale spanningen extreem hoog waren, was een fout die een verantwoord bevelhebber niet zou maken.
Vervolgens persisteerde Marijnen in het maken van fouten als bevelhebber toen de strijd ontbrande. Toen hij zich naar zijn bureau begaf ?? wakker geworden door de aanval op 19.Bt LuA ?? achtte hij het bovenal noodzakelijk zijn papieren te verbranden. Kennelijk toen al in de veronderstelling dat de positie onhoudbaar is. Vervolgens werd toch besloten een poging te wagen de gevechtscommandopost te bereiken. Een poging die na een beschieting direct werd opgegeven, onder het mom van het rapporteren van zijn waarneming van landende parachutisten ten noorden van de Moerdijkbruggen. Niet de hem vergezellende sergeant-toegevoegd werd met deze melding terug naar het bureau in Moerdijk gestuurd om vervolgens zelf naar de CP door te gaan, maar zelf keerde hij naar zijn bureau terug. De even later op zijn bureau arriverende luitenant van de sectie 6-veld werd een volkomen onsamenhangende opdracht gegeven ??zet u zich maar in waar dat zin heeft ??. Kennelijk in de veronderstelling dat de Bruggenhoofdcommandant de boel al had opgegeven besloot de luitenant zich naar zijn batterij te begeven ?? wist daartoe wel levend de Bredasche Weg af te zakken ?? om vervolgens zich een weg naar Willemstad te willen banen. Door roekeloosheid werd hem echter even later het leven ontnomen.
De Bruggenhoofdcommandant nam niet het logisch lijkende besluit om ?? teruggekomen op zijn bureau in het dorp ?? onmiddellijk de lokale verdediging te organiseren. Hij achtte het kennelijk interessanter om aan de overkant van het Hollands Diep te melden dat in vak Wieldrecht parachutisten geland waren. Welke onwerkelijkheid maakte zich van de kapitein Marijnen meester? Deze landing ?? voor de ogen van de gehele Groep Kil ?? behoefde door hem niet met dergelijke prioriteit te worden gemeld. Bovendien zat ook de kapitein Adriaansen nog op het bureau met de ambitie de telefonische meldingen te plegen. Geen enkele poging deed de Bruggenhoofdcommandant om zijn defensie te organiseren. Uiteindelijk werd hij op zijn bureau gevangen genomen, en was zijn rol als commandant uitgespeeld.
Zijn verslag van het gebeuren van die dagen vertoon eveneens weinig consistentie. Hij schrijft tenminste twee divergerende verslagen. Een vlak na de capitulatie, en eentje na de oorlog. De verslagen geven twee verschillende beelden van de gevangenneming en de behandeling daarna. In het ene verslag geeft hij aan zich in krijgsgevangenschap uit de dekking te begeven en de weerbarstige pontonniers bij de haven te sommeren de wapens te strekken, in het andere verslag werd hij vermeend als levende dekking gebruikt. De divergerende verslaglegging is consistent met de wankele beleidsvoering van deze officier. Een weinig verheffend beeld ?
Alle andere gebeurtenissen vertonen evenzo bijzonder weinig positiefs over de verantwoordelijke bevelhebbers. De commandant van 12MC begaf zich naar de CP Bruggenhoofd in plaats van persoonlijk leiding te nemen over zijn beide secties aan de Rode Vaart vlakbij. Ter verzachting kan worden aangevoerd ?? hoewel hij dat niet in zijn verslag meldt ?? dat hij als enige officier op de CP aanwezig was en bleef. Hij deed echter geen enkele poging van daaruit leiding te geven. Ook dat beeld is consistent met zijn onverantwoord handelen op 9 mei als hij de 3e sectie van 12MC op de rijksweg posteert zonder enige afstemming met derden.
De commandant van 3-III-28RI maakte het helemaal bond. Hoewel hij zelf waarnam dat vijand rechtstreeks in zijn achtertuin landde, en dus noord van het station, beval hij zijn beide secties infanterie het zuidfront van het Bruggenhoofd te bezetten! Het volmaakt logische advies van zijn sergeant-toegevoegd om juist front noord te kiezen wuift hij arrogant weg. Rechtstreeks gevolg van zijn irrationeel en onverantwoord handelen is de spoedige uitschakeling van de helft van de compagnie door gevangenneming, en zijn eigen sneuvelen.
Aan de rechterzijde van het bruggenhoofd besloot de luitenant Haars dat zijn opdracht tot het behouden en verdedigen van het Bruggenhoofd ondergeschikt was aan een instructie van een door hem niet ge dentificeerd officier elders. Op een niet te valideren bericht van een ordonnans besloot de luitenant zijn niet aangevallen doch strategisch sterke positie in het Bruggenhoofd te verlaten en zich met nota bene twee volledige secties zware mitrailleurs en een onaangetaste sectie infanterie naar Willemstad te begeven. Ook deze officier trad op zonder enig initiatief en zonder enige zelfstandigheid te tonen.
Bij 19.Bt LuA besloten de beide vaste kaderleden dat de instructie van de Commandant Luchtverdediging dat de neutraliteithandhavende batterijen LuA te allen tijde een volwaardige batterijofficier in de gelederen moesten hebben niet voor hen gold. Het feit dat twee aspirant officieren in de batterij waren werd gebruikt om aan extra nachtrust te komen. Zodoende had in de nacht van 9 op 10 mei een aspirant officier het bevel over de batterij en kwamen de beide batterijofficieren pas in de batterij toen deze al een half uur in actie was. Hierna nam de batterijcommandant luitenant Faber opeens persoonlijk leiding bij de stukken, kennelijk ter compensatie van diens eerdere afwezigheid. Na gewond te zijn geraakt bij een luchtaanval, werd de batterij chaotisch ontruimd. Een lokale verdediging tegen de parachutisten nam de batterijcommandant niet op zich. Toen tenslotte de batterij werd ge vacueerd was het een der vaandrigs die de lokale verdediging op zich nam. Ondertussen ging van de batterijcommandant zo weinig leiding uit dat het gros van zijn batterij uit ekaar raakte en gevangen werd genomen verspreid over vele locaties. Zelf ontsnapte de batterijcommandant wel ...
De door roekeloosheid gesneuvelde commandant van de batterij 6-veld werd naoorlogs onderscheiden. Hij ontving zelfs een MWO4 voor zijn handelen. Vermoedelijk heeft bij het kapittel de doorslag gegeven dat deze officier zich zeer moedig onderscheidde. Maar dat hij de beleidstoets voor de MWO doorstond kan op zijn zachtst gezegd opmerkelijk genoemd worden. Zijn gedachten was geweest - zo bleek uit het verslag van zijn sectiecommandant - zich aan de sterkte van het bruggenhoofd te onttrekken en helemaal te Willemstad nieuwe orders te gaan halen. Die gedachte kwam bepaald niet over als congruent met de instructie om het Bruggenhoofd hardnekkig te verdedigen, en was evenmin in overeenstemming met de opdracht van de kapitein Marijnen zich in te zetten waar dat kon, daarbij duidelijk doelend op een locatie binnen het Bruggenhoofd. Bovendien koos de luitenant wel een heel ongunstige positie om zijn stukken af te spannen. Hoewel men kan opvoeren dat onder vuur liggend verplaatsen risicovol was geweest, was het onder vuur afkoppelen, immobiliseren en bedienen van de onafgeschermde stukken nog veel gevaarlijker. De luitenant zou verstandig hebben gehandeld als hij zich zuidelijker had verplaatst ?? wat ook betekende ??weg van de tegenstander ?? ?? of zich bij de boerderij op had gesteld. Hij koos er echter voor op de kale dijk zijn stukken op te stellen en deze zelf te bedienen. De kapitein Muller die het alles waarnam vanuit de boerderij noemde het ??roekeloos ??, en zo komt het ook over. De luitenant was beslist moedig en gaf in die zin het voorbeeld voor zijn manschappen. Zijn beleid echter geeft aanleiding tot kanttekeningen. Daarbij kan men zich afvragen waarom geen der manschappen of de wachtmeester enige blijk van erkenning van moed kreeg terwijl hun luitenant een MWO4 kreeg. Het heeft er alle schijn van dat de moed die de luitenant toonde overdreven erkend is om het massaal falen van vrijwel het volledige overige kader te camoufleren. Hoe ontegenzeglijk moedig de luitenant ook was, de toekenning van de MWO4 was zwaar overdreven.
Geslaagd beleid door lokale bevelhebbers wordt maar op enkele locaties waargenomen. Allereerst de kapitein-commandant van de Vaartuigendienst. Deze officier onderscheidde zich door verstandig handelen. Hij regelde als eerste bij aankomst het vaargereed maken van zijn vaartuigen en de beveiliging van zijn eigen positie in de haven. Bovendien bleef hij volkomen bij de les en handelde ook hierna rationeel. Ook zijn troepen onderscheidden zich door grote moed en vastberadenheid. De pontonnierssectie - non combattanten - waren het enige verband in het gehele Bruggenhoofd die met slechts enkele manschappen en wapens de tegenstander werkelijk dwongen tot omzichtig handelen. Uiteindelijk sneuvelden drie van de zeven moedige pontonniers die als laatste weerstand de aftocht dekten, maar wisten zij daarmee niet alleen de tegenstander werkelijk te treffen, maar ook de ontsnapping van het detachement vaartuigendienst met medeneming van een twintigtal militairen mogelijk te maken. De zeven pontonniers werden overigens onderscheiden.
De vaandrig Vegelin van Claerbergen van 19.Bt LuA onderscheidde zich door moedig optreden tijdens de strijd rond zijn batterij. Samen met de vaandrig Dalfsen, die de organisatie in het barakkenkamp voor zijn rekening nam, redde hij het blazoen van 19 Bt LuA. Van de beide vaste batterijofficieren, de luitenants Faber en van Teeckelenburg, ging nauwelijks iets uit.
Tenslotte het optreden van de vaandrig de Weerd van de sectie 3-3-III-28RI. Deze aspirant officier trad ook verstandig op. Hij anticipeerde op de gebeurtenissen om hem heen, en zorgde voor een rationele aanpassing van zijn verdedigingsopdracht. Dat deze bevelhebber door de numeriek sterkere Duitsers (en zijn eigen verzwakte verband) tenslotte tot overgave werd gedwongen mag hem niet worden verweten.
Slotbalans
Het bruggenhoofd Moerdijk viel in feite binnen een uur in Duitse handen. Dankzij buitengewoon slecht leiderschap over vrijwel de gehele linie der bevelvoerders vielen de 500 man Nederlandse bezetting vrijwel geheel in Duitse handen zonder dat het ?? met uitzondering van het gevecht in de haven van Moerdijk ?? tot een werkelijk gevecht van enige importantie was gekomen. Slechts het verband van drie secties aan de rechterzijde van het Bruggenhoofd kon zich aan gevangenschap onttrekken, maar deed dit op een weinig verheffende wijze.
Voor de Duitsers was het een buitengewoon eenvoudige klus gebleken. Veel eenvoudiger dan men vermoedelijk verwacht had. Hoewel de dropping niet geheel volgens plan verliep, was het Nederlandse verzet minimaal geweest. Dat weinige verzet was gebroken met niet meer dan zo ??n 250 man gevechtstroepen die in eerste instantie ingezet konden worden. Door snelle manoeuvres binnen het Bruggenhoofd konden de Duitsers de weerstand in het dorp Moerdijk alsmede die bij de bruggen binnen anderhalf uur oprollen. Het Duitse verband bij het station was zelfs in staat om een numeriek sterkere tegenstander in de zuidelijke sector van het Bruggenhoofd razendsnel op te rollen. Daarna resteerde slechts het opruimen van de restanten, wat door de Nederlanders zelf bijzonder werd gefaciliteerd door de zuidwesthoek van het Bruggenhoofd eigenmachtig te ontruimen.
Het verzet in het Bruggenhoofd Moerdijk was daarmee voor de Nederlanders een blamage van formaat geworden. Een - weliswaar pluriforme - bezetting van 500 man was binnen enkele uren uitgeschakeld door hoogstens 250 parachutisten, waarvan slechts een deel tegen de Nederlanders ten zuiden van de bruggen werd ingezet. Het enige wat de Duitsers daarna tot tegen het middaguur nog merkten van de Nederlanders was sporadisch artillerievuur dat op het Bruggenhoofd viel.
De Duitsers handelden snel. Er werden allerhande verkenningspatrouilles uitgezonden naar de buitengebieden om af te tasten of er tegenmaatregelen zouden worden genomen. Met gevorderde voertuigen reden de Duitsers de hoofdwegen af, en bezetten ze Lochtenburg, Zevenbergschen Hoek en Lage Zwaluwe met voorposten. De Nederlandse stellingen werden op strategische punten met machinegeweren bezet. Krijgsgevangenen werden afgevoerd naar Willemsdorp. De zelf lichtgewonde Oberleutnant Pagels vorderde het grote klooster, en interneerde er alle burgers van Moerdijk. Bovendien werd een grote verbandplaats ingericht om de vele tientallen gewonden aan beide zijden goed te kunnen behandelen. De bataljonsarts arriveerde spoedig vansf de noordzijde van de Moerdijkbrug om de verbandplaats te bestieren.
Nog voor het middaguur zouden de Duitsers echter zelf in het defensief worden gedrukt. Want al vroeg in de morgen was de C-6GB ge nstrueerd de verloren bruggen te hernemen. Overigens zou de druk niet al te groot worden.
Voor de balans qua gesneuvelden wordt verwezen naar de bespreking onder 6GB, die vanaf het middaguur de strijd om het Bruggenhoofd zouden overnemen.
[De bronnen vindt u hier]