De Staat van Beleg
Het is vooreerst van belang een zijpad te bewandelen. Reeds voor augustus 1939 lag er een uitgewerkt en voorbereid draaiboek klaar wat Nederland te doen stond als de mobilisatie van de strijdkrachten aan de orde zou zijn. Onder meer werd hierin bepaald dat bij verzending van het zogenaamde telegram B [voormobilisatie] simultaan de Staat van Beleg voor het gehele land zou worden afgekondigd. De Staat van Beleg – in die periode nog een verregaande autorisatie voor de krijgsmacht om op bestuurlijk niveau in te grijpen – was een stuk stringenter dan de Staat van Oorlog. Het Militair Gezag werd als het ware de hoogste macht en autoriteit in het land.
De Staat van Beleg zou onder meer tot direct gevolg hebben dat militair gebied c.q. stellingengebied onmiddellijk tot verboden gebied voor onbevoegden zou worden verklaard en dat handhaving van dat verbod bij het leger zelf lag. Als maatregel een essentie in de ogen van de hoogste militairen, en begrijpelijk vanuit het standpunt van preventie van spionage activiteiten op de grond en in de lucht.
Toen op 24 augustus 1939 als gevolg van de oplopende spanning rondom Polen de voormobilisatie werd aangekondigd, besloot de Regering echter op haar schreden terug te keren en de Staat van Beleg niet af te kondigen. Ook de mobilisatie, die vier dagen later aan de orde was, werd niet gevolgd door de afkondiging van de Staat van Beleg. Wel werd de Staat van Oorlog voor het gehele land afgekondigd, maar deze minder stringente toestand werd nog eens verminderd doordat diverse daaronder vallende bevoegdheden van het Militaire Gezag werden verminderd dan wel helemaal werden uitgesloten.
Generaal Reynders, inmiddels van chef-staf van het leger bevorderd tot opperbevelhebber van land- en zeemacht, protesteerde heftig tegen deze beperkende maatregelen die hem als hoofd van het Militaire Gezag werden opgelegd. Naast een aantal zaken welke minder relevant zijn voor spionage, was de onthouding van toepassing van onderstaande artikelen van de Oorlogswet van groot belang:
Artikel | Omschrijving |
- 23 | dit artikel gaf alle bevoegdheid aan het militaire apparaat verkeer te controleren dat zich in het gebied wilde begeven, dan wel daaruit wilde vertrekken, waarbinnen de Staat van Beleg van toepassing was |
- 33 | dit artikel gaf de bevoegheid aan het militaire apparaat om ongewenste personen, dan wel personen die als verdacht werden aangemerkt, de toegang tot het gebied waarbinnen de Staat van Beleg van toepassing was te ontzeggen, en zelfs deze in bewaring te stellen |
- 38 | dit artikel gaf de bevoegheid aan het militaire apparaat tot het verbreken van het briefgeheim, interventie in het communicatieverkeer en het opleggen dan wel toepassen van censuur |
- 39 | dit artikel gaf de bevoegdheid aan het militaire apparaat tot het plegen van huisvredebreuk zonder dat een aantoonbare verdenking behoefte te worden geformaliseerd in een huiszoekingsverlof |
Deze vier artikelen van de Oorlogswet waren evident van essentieel belang om effectief tegen spionage en subversieve elementen te kunnen optreden dan wel om maatregelen te (kunnen) nemen om spionage of activiteiten van subversieve elementen maximaal tegen te gaan. Ze werden het Militair Ontzag uitdrukkelijk ontzegd, en zouden tenslotte pas op 19 april 1940 van toepassing worden verklaard; drie weken voordat de oorlog zou uitbreken.
Het gevolg van deze sterk beperkende machtiging van de Regering aan het Militair Gezag is bepaald niet zonder gevolgen gebleven, hoewel uiteraard niet met zekerheid is vast te stellen wat men in geval van toepasselijkheid van de volledige Staat van Beleg vanaf 1 september 1939 had kunnen voorkomen aan informatievergaring door de latere tegenstander. Het dient echter als gegeven in het achterhoofd te worden gehouden dat het Militair Gezag door de Regering sterk werd beperkt in het uitoefenen van een werende taak jegens informatievergaring door (mogelijk) toekomstige tegenstanders.
« Spionage