Verklaring van de beroepskapitein H.H.G. Belgraver, Compagniescommandant van 2-II-28 R.I. d.d. 10 juni 1940:
"Op 11 mei om ongeveer 15.00 uur hoorde ik aan de weg oost van de Zeehaven roepen: "Niet schieten .... niet schieten..." Ik zag ca 75 a 100 man op een afstand van 250 meter van mij met zakdoeken zwaaien. Aangezien ik vermoedde, dat zich daar eigen mensen bevonden die bang waren door mijn compagnie te wor¬den beschoten heb ik mij daarheen gespoed, evenals de bataljonscommandant majoor Ravelli, teneinde regelend op te treden. Op ca 50 meter afstand ge¬komen sprongen plotseling van achter de Nederlandse troepen parachutisten te voorschijn. De commandant van de vijandelijke afdeling ter sterkte van een compagnie deelde mij mede, dat ik gevangen was. Alhoewel ik uitdrukkelijk protesteerde en hem meedeelde, dat dit verraderlijk optreden tegen de regels van het oorlogsrecht was zei hij$ dat het doel de middelen heiligt en ik gevangen bleef."
Plaatsvervangend compagniescommandant vaandrig C.A.J. Marijs 2-I-28 R.I. (zie verwonding v.d. res. kapitein der Grenadiers mr. C.P. de Vries (Comp.Cdt 2-1-28 R.I.)
11 mei 1940: "ik heb de gewonden van beide kanten laten verzorgen door een gevangen genomen Oberfähnrich (Eberlein,schr.), die arts was. Vele gevangenen gemaakt o.a. de commandant Oberleutnant Moll. Van een gewonde luitenant (parachutist) heb ik kaarten afgenomen.
Voorstel tot wapenstilstand: Ik moest dit jammer genoeg aannemen omdat ik zo goed als zonder munitie zat. We hebben de Duitsers en Hollanders samengetrokken in de boerderij We Tongplaat" en rode kruisvlaggen laten plaatsen; gewonden laten verzorgen; doden laten begraven. Dit waren: soldaat v.Haaster en 4 Duitsers. Het bleek dat de Duitsers al meerdere doden en gewonden van hen hadden laten afvoeren door boeren uit de omtrek. In de nacht van 11- op 12 mei 1940 hebben wij samen overnacht met 2 Hollandse en 2 Duitse posten die rondes liepen om de boerderij. De Duitse compagnie bestond nog maar uit 33 man. Zondagmorgen vroeg verscheen er een flinke troep Duitsers tiraillerend in de richting van de boerderij. Wegens gebrek aan munitie kan ik geen verdere tegenstand bieden. Wij worden gevangen genomen en afgevoerd; de troep naar Moerdijk; ik met de sergeant Roos en soldaten Dubbelman en Hartog moesten blijven aan de Tweede Tol, waarnaar alles aanvankelijk was afgemarcheerd. Door de Oberst (Eruno Brauer schr.), Commandant Fallschirm Regiment 1 werd mij direct het voorstel gedaan naar Dubbeldam te gaan om de Hollandse troepen aldaar te waarschuwen, dat het voor hen onhoudbaar was en dat pantserwagens reeds vlakbij waren. Ik heb dit voorstel afgeslagen daar ik het voor bangmakerij hield wat ik ook heb gezegd. Meerdere malen werd dit voorstel herhaald maar telkens afgeslagen. In de middag van deze 12e mei zei me de Oberst, dat de pantserwagens reeds aan de Moerdijk waren en dat ik nu nog weg kon gaan. Ik heb gezegd te zullen vertrekken niet eerder den dat ik de pantserwagens zou hebben gezien. Kort hierna kwamen de eerste pantserwagens, die ik zelf gezien heb aan. Ik ben met de sergeant Roos weggegaan op voorwaarde, dat ik weg zou blijven indien er doorgevochten zou worden, waarvan ik overtuigd was."
Gevechtsverslag d.d. 29 mei 1940 van majoor D.P.Ravelli, Commandant II-28 R.I. (= bataljonscommandant):
"In de vroege morgen van 14 mei 1940 werd mij door de Duitsers met de kapitein W.van Daalen, Compagniescommandant van 2-III-34 R.I. verzocht vanuit het krijgsgevangenkamp Willemsdorp mee te gaan. Per legerauto met deze officier + enkele Duitse soldaten naar waranda van café in Rijsoord gereden. In dit café bevond zich de Duitse divisiestaf. Ik protesteerde aldaar tegen de wijze waarop ik gevangen was genomen, zeggende: "zonder ongeoorloofd gebruik van de witte vlag zou ik niet als gevangene tegenover u zitten."
Ik zat tegenover bovengenoemde Duitse officier, een oudere luitenant, die Nederlands sprak en een Duitse kapitein. Van dit protest en van mijn bezwaren tegen de plaats van het krijgsgevangenkamp (artikel 7 en 9 verdrag betreffende behandeling van krijgsgevangenen) werd door de officier, die het verhoor afnam een verslag opgemaakt en daarna aan mij voorgelezen.
Ik kreeg de indruk, dat zij de wijze waarop de witte vlag was gebruikt niet konden goedkeuren. Nadat eveneens de kapitein was verhoord ging de reis naar Willemsdorp terug.
Verder zegt majoor Ravelli over de toestand om het krijgsgevangenkamp te Willemsdorp: "Wij waren omringd door naar schatting een Compagnie valschermtroepen, die zich in de omgeving ter verdediging hadden ingericht met lichte mitrailleurs, zware mitrailleurs, afweergeschut en in de nabijheid een batterij artillerie. (= Bruno Schram schr.)"
Rapport van de commandant I-28 R.I., de majoor G. van Hoek
Vrijdag 10 Mei, zonder alarmeering, word ik te 4.15 uur gewekt door hevig vliegtuiggeronk boven mijn kwartier, Hugo de Grootlaan 40 te Dordrecht. Zie tientallen groote Duitsche transporttoestellen, hoogte ongeveer 100m, waaruit honderden parachutisten met materieel springen. Kleed me aan. Ondertusschen komt mijn auto vanaf huize "Amstelwijck" (mijn cp en vakkwartier) en in een half uur ben ik daar. Hevige verwarring, tijd om munitie uit te deelen is niet meer aanwezig. De vijand komt reeds aanrukken. Verbindingen met mijn C.Cn blijken reeds verbroken. Alleen verbinding met mijn Gr.C. (Gr. Kil) blijkt nog intact.
Ik meld oprukken van ongeveer 200 Duitsche Fallschirmjäger uit alle richtingen. Vraag versterking aan Groepscommandant. Deze belooft mij een Cie. infanterie en later 2 Secties zware mitrailleurs op auto's. Niet aangekomen. Later blijkt, dat de Compangie infanterie tot op 100 meter van mijn cp. is opgerukt, doch weer teruggegaan is op het veer Wieldrecht. Zware mitrailleurs zijn eveneens niet aangekomen. Cp. is nu vrijwel omsingeld.
Vanuit de kelders op Amstelwijck, 50 meter ten zuiden van mijn cp., laat ik, onder het vijandelijke vuur, munitie halen. De korporaal-rijwielhersteller E.v.d.Kar komt met munitie ongedeerd terug. Om 8.00 uur krijg ik bericht van de Commandant Groep Kil, dat parachutisten zijn gedaald in Hollandsche uniformen en boerenkleeding. Bij twijfel of men met vijand of eigen partij te maken heeft moet gevuurd worden.
Verliezen worden beduidend. Rondom mijn cp., in een boschje, wordt stand gehouden. Persoonlijk onderzoek doet me inzien, dat hier de verliezen steeds grooter worden. Geef mijn 2 officieren van Gezondheid bevel den cp. te verlaten en de gewonden te gaan verzorgen. De cp. is nu totaal ingesloten. Ondertusschen is nog een krijgsgevangene gemaakt, die na verhoord te zijn door mij in een der kelders van Amstelwijck wordt ingesloten.
Om 9.00 uur worden twee nevelhandgranaten door het kijkgat en periscoopgat (de betonnen schuilplaats was nog niet voltooid) naar binnen gesmeten. Het licht slaat uit. De telefooncentrale valt om. De bediening tegen de grond. Onder verstikkenden rook wordt de cp. verlaten. De voorsten worden neergeschoten. Ik laat de handen omhoog steken. Op Amstelwijck wordt nog geschoten. De commandeerend officier der aanvallers verzoekt mij ook daar het vuur te doen staken. Bij den minsten weerstand zullen de bataljonscommandant en officieren van mijn staf worden neergeschoten. Onder bedreiging van een karabijn-mitrailleur ben ik verplicht Amstelwijck in te gaan en doe aldaar de 12 man die hier nog standhouden eruit komen om 9.45 uur. De overlevenden van mijn staf worden per voertuig op transport gesteld, richting Moerdijk. Een en ander vindt plaats onder eigen artillerievuur.
Verklaring van de beroepskapitein H.H.G. Belgraver Compagniescommandant van 2-II-28 R.I. d.d. 10 juni 1940:
"Om ongeveer 15.oo uur hoorde ik aan de weg oost van de Zeehaven roepen: "Niet schieten ..... niet schieten..." Ik zag ca 75 a 100 man op een afstand van 250 meter van mij met zakdoeken zwaaien. Aangezien ik vermoedde, dat zich daar eigen mensen bevonden die bang waren door mijn compagnie te worden beschoten heb ik mij daarheen gespoed, evenals de bataljonscommandant majoor Ravelli, teneinde regelend op te treden. Op ca 50 meter afstand gekomen sprongen plotseling van achter de Nederlandse troepen parachutisten te voorschijn. De commandant van de vijandelijke afdeling ter sterkte van een compagnie deelde mij mede, dat ik gevangen was. Alhoewel ik uitdrukkelijk protesteerde en hem meedeelde, dat dit verraderlijk optreden tegen de regels van het oorlogsrecht was zei hij dat het doel de middelen heiligt en ik gevangen bleef."
Samenvatting uit het "Stafwerk" (De Krijgsverrichtingen op het Zuidfront van de Vesting Holland) door Jens van der Vorm-de Rijke. Voor een volledig beeld van de gebeurtenissen op het Eiland van Dordrecht mag de eerste grote aanval door Nederlandse troepen op de Zwijndrechtse Bruggen niet onvermeld blijven. In de beschikbare documentatie ontbrak de beschrijving daarvan nog. Te zien aan de vele strepen, markeringen en aantekeningen in de tekst van het Stafwerk, was vader zaliger daar wel mee bezig. Maar hij kreeg niet meer de tijd van leven om daarvoor een tekst te maken. Vandaar deze beknopte samenvatting.
Tijdens de meidagen voerden Nederlandse militairen twee grote tegenaanvallen uit op het Eiland van Dordrecht.
De eerste aanval was die van troepen uit de Hoekse Waard op 10 mei. Deze opmars naar de Zwijndrechtse bruggen mislukte.
Vervolgens probeerde de Lichte Divisie op 12 en 13 mei om door te stoten naar het Wieldrechtse Veer. De weergave daarvan is te lezen in deel 2 Het Eiland. Ook die poging mislukte.
Aangezien de aanval vanuit de Hoekse Waard onder commando stond van Majoor D.P. Ravelli, commandant van het tweede bataljon van het 28ste Regiment Infanterie, zal in deze samenvatting worden gesproken over het Bataljon "Ravelli".
Op 10 mei gaf de chef van Groep Kil in Strijen, omstreeks 11.30 uur, het bevel om bij 's-Gravendeel de Kil over te gaan, Amstelwijck in te nemen en tussen de spoorbaan en Krispijn door te stoten naar de Zuidrand van Dordrecht.
Inmiddels was 1-II-28 RI per veerpont overgevaren en had een bruggenhoofd gevormd in Wieldrecht om de overtocht te beschermen. Ravelli kreeg de beschikking over:
II-28 RI (min de 3e compagnie en een halve mitrailleurcompagnie); 1-I-34 RI (min een sectie); 28 C.Mr (min een sectie). Ter ondersteuning werd I-23 RA aangewezen.
De totale sterkte was die van ruim een bataljon, ongeveer 800 man. De ontbrekende compagnie van 28 RI werd gecompenseerd met een compagnie van 34 RI.
Eer de beschikbare troepen uit de Hoekse Waard verzameld en over de Kil gevaren waren, was het inmiddels 19.45 uur . In Wieldrecht werd toen het sein voor de opmars gegeven.
Na een uurtje bereikten de troepen Amstelwijck en Gravestein. Daar was geen vijand meer. Amstelwijck was eerder die dag veroverd door Duitse parachutisten. Die hielden deze buitenplaats niet bezet en trokken verder naar de Zwijndrechtse brugverdediging. Ravelli wilde in het park Amstelwijck met zijn troepen de nacht doorbrengen. Verder oprukken in het duister zou bezwaarlijk zijn.
Kolonel Van Andel (Algemeen Hoofdkwartier) vond van niet. Het ging naar zijn oordeel allemaal veel te traag. Hij gaf de order:"onverwijld doorstoten, bevel uitvoeren". Omstreeks middernacht op 10 mei werd afgemarcheerd uit Amstelwijck. De route werd gewijzigd. Vanwege het donker zou nu direct over de Rijksstraatweg worden voortgegaan.
Bataljonscommandant Ravelli fietste met zijn adjudant en vijf ordonnansen aan het hoofd van de voorhoede langs de oude Rijksstraatweg. Zonder enig incident werd doorgemarcheerd in de richting van de Zwijndrechtse bruggen.
Op ongeveer 500 meter na het passeren van de Zeehaven, voorbij het Glazenbrugje, werd mitrailleurvuur ontvangen uit noordelijke richting. De voorhoede dekte zich langs de Rijksstraatweg. Nadat het vuren was opgehouden, gaf de bataljonscommandant de opdracht om ter plaatse de morgenschemering af te wachten. Veel soldaten strekten zich in het gras en probeerden wat te slapen na een lange dag. Het duister werd af en toe verstoord door mitrailleurschoten en lichtpatronen.
Op 11 mei omstreeks 2.30 uur, in het allereerste ochtendschemer, werden de rustende soldaten van1-I-34 RI hevig beschoten. Van voren en vanuit het terrein ten westen van de Rijksstraatweg, nabij de Mijlweg, floten kogels. In korte tijd sneuvelden 21 militairen en er vielen verscheidene gewonden. De kreet "terug... terug!" deed paniek uitbreken. De compagnie spatte uiteen en velen wierpen de wapens weg.
Ook 1-II-28 RI werd uit het zijterrein door schoten overvallen. Hoewel de verliezen gering waren, zochten de manschappen dekking in het Bos van Blusse bij de Zeehaven. Er werd teruggeschoten, zonder de vijand te zien. De officieren hadden de grootste moeite om de troep weer in de hand te krijgen.
Inmiddels had een bataljon wielrijders van de Lichte Divisie, dat om 01.00 uur die nacht was overgezet vanuit Papendrecht, omstreeks 08.30 de opdracht ontvangen van de Kantonnementscommandant van Dordrecht (Overste J.A. Mussert) om over Amstelwijck op te rukken en de Zeehaven te zuiveren. Bij aankomst in Amstelwijck bleek dat het landgoed in Nederlandse handen was. Vervolgens rukten de wielrijders uit zuidelijke richting op naar de Zeehaven. Daar werd geen vijand aangetroffen, maar wel troepen van het bataljon Ravelli. Die beschoten met mortieren de naderende wielrijders, totdat duidelijk werd dat eigen troepen onder vuur werden genomen.
Majoor Ravelli had tussen 10.00 en 12.00 contact opgenomen met de Kantonnementscommandant in Dordrecht en de situatie bij de Zeehaven uiteen gezet. De opdracht werd ontvangen om naar het noorden op te rukken en de vijand van de Zwijndrechtse Bruggen te verdrijven.
Uit het noorden klonk vervolgens geschiet en geschreeuw, waaruit bleek dat de vijand opdrong. Delen van 1-II-28 RI verweerden zich. Velen trokken terug naar Amstelwijck en naar het Wieldrechtse Veer. De sectie van luitenant Ruigen van 14 C.Pn (Pontonniers), die zich in de noordwesthoek van Krispijn bevond, was eveneens aangevallen en trok zich naar het station terug.
Korte tijd later vertoonden zich op de Rijksstraatweg een groep Nederlandse militairen, zwaaiend met witte doeken en een grote rood-wit-blauwe vlag, roepend "Holland , niet schieten". Majoor Ravelli dacht met eigen wielrijders van doen te hebben. Hij begaf zich met een kapitein, drie luitenants, een cadet-vaandrig en enkele manschappen naar voren. Dichtbij de Nederlanders gekomen, sprongen achter hen Duitse parachutisten tevoorschijn die de officieren gevangen namen.
In Wieldrecht ontstonden flinke gevechten met parachutisten. Het zuidelijke deel van de Krabbepolder en enkele huizen in Wieldrecht waren in de morgen van 11 mei door kleine Duitse eenheden aangevallen met het doel, de overtocht van de Nederlanders te verhinderen. Veel Nederlandse militairen zijn gevangen genomen. Enkelen wisten zwemmend de Kil over te steken.
De totale verliezen gedurende de meidagen van II-28 RI bedroegen 29 doden en ongeveer 30 gewonden. Er waren 21 doden bij 1-I-34 RI.
Wieldrecht was op 12 mei weer in Nederlandse handen, totdat op 13 mei Duitse tanks en pantserwagens een einde maakten aan het bruggenhoofd. In het gebied Amstelwijck - Wieldrechtse Veer werd soms fel gevochten waarbij veel slachtoffers vielen. Het drama met de Huzaren-motorrijders op 12 mei gebeurde nabij het Cafe Wilhelminaboompje.
De in Krispijn verspreide delen van 1-III-2 RW (de wielrijders) waren, toen zij vuur ontvingen, onder leiding van twee luitenants naar het Oranjepark teruggekeerd. Het Stafwerk schrijft: "..aldus geheel ten onrechte onder deze omstandigheden het gevechtsveld verlatende."
"Charge van de Lichte Divisie"
Tragiek en heroiek van de strijd werden lange tijd geleden vervat in het gedicht ‘The Charge of the Light Brigade". Een episode uit de strijd in Dordt doet hieraan sterk denken.
Een afdeling van het Regiment Huzaren Motorrijders (2 RHM), ingedeeld bij de Lichte Divisie, werd bij het aanbreken van de 12e mei overgezet van Papendrecht naar Dordrecht. De berijders van deze motorfietsen met zijspan waren op 10 mei bij Mill in gevecht geweest en kwamen in de morgen van 11 mei over Vught naar Gorinchem. De troep kreeg rust in Wijngaarden. Na aankomst in Dordrecht wilde ritmeester Steenkamp op weg gaan naar Wieldrecht. Immers, de opdracht van de Lichte Divisie was om via het Wieldrechtse Veer door te stoten naar Waalhaven.
Nadat de motoren in de stad waren getankt, reed een groep naar de Hugo de Grootlaan. Omdat de tunneluitgang aan de Krispijnzijde onder vuur lag, werd flink gas gegeven en brulden de motorfietsen naar het Hugo de Grootplein. Onkundig van de situatie, daverden de berijders over het verkeersplein en vervolgens linksaf de nieuwe Rijksweg op. Gadegeslagen door verbouwereerde Duitse parachutisten, die zich ophielden in en om de Glazenstraat. Ze gierden over de Rijksstraatweg naar Amstelwijck. Bij het cafe Wilhelminaboompje ging het rechtsaf naar het veer. Omstreeks 11.50 knalden daar Lewis-mitrailleurs en Hembrug- karabijnen. De Nederlandse troepen in Wieldrecht zagen plotseling in volle vaart motorfietsen op zich afkomen. Zeven doden en enkele gewonden waren het dramatische gevolg...
Een andere groep motorrijders vergiste zich op het Hugo de Grootplein. Vanuit de stad is de eerste weg rechts de Weeskinderendijk-boven. Na het benzinestation weer een afslag naar rechts, de Weeskinderendijk-Beneden. Rechtdoor ging het naar de vroegere Rijksweg. Met flinke snelheid namen enkele zijspannen de tweede afslag rechts, bij het Sportfondsenbad. De oprit van de Zwijndrechtse verkeersbrug kwam in zicht.
De huzaren daverden, onbewust van hun lot, recht naar de stellingen van verraste Duitse parachutisten. Salvo's van machinegeweren troffen de aanstormende motoren. Er vielen 9 doden van MC-III-2 RW en 2RHM. De uitgebrande voertuigen en hun dode berijders hebben er nog enkele dagen gelegen...
Bij Wieldrecht sneuvelden door "eigen" vuur: P. Hoebers (1919), G. Spandonk (1915), D. Brons (1919), A. Hardy (1914), L. Zuiderwijk (1919), V. Debets (1919) en W. Leyten (1919).
Op de Weeskinderendijk sneuvelden: J. Snijders (1919); J. Lamboo (1919); A.v.d.Kuijl (1919); H. Bisschops (1920); W. Christophe (1920); H. Kerkwijk (1918); J.v.d.Korput (1916); H. Philippen (1920); C. Blok (1915).